Vrije-tijdsbesteding in Nederland
Belangwekkende publicaties van het
Centraal Bureau voor de Statistiek
Grote belangstelling voor het
recreatie vraagstuk
Vrge-tiidsbesteding in Nederland
Methodologische inleiding
Algemeen valt er de laatste decennia een drang te con
stateren tot onderzoek van practisch alle levensgebieden
van onze gemeenschap: het bedrijf, het gezinsleven, het
huwelijk, de opvoeding, de huisvesting enz. Enerzijds is
deze drang verklaarbaar uit gevoelens van onzekerheid ten
aanzien van de soms snelle veranderingen welke in onze
maatschappij plaats grijpen en uit de hoop, dat men mo
gelijk elders een antwoord zal kunnen vinden op vragen,
die op bepaalde levensgebieden worden opgeworpen, an
derzijds uit het groeiende bewustzijn, dat alleen het in
zicht in het onderlinge verband der zich manifesterende
verschijnselen kan leiden tot een juister begrip van de
vraagstukken, waarmede men geconfronteerd wordt.
Inzonderheid voor het vraagstuk van de vrije-tijdsbe
steding bestaat grote belangstelling. Niet op de laatste
plaats, omdat het hier een sector van het maatschappelijke
leven betreft, waar jaarlijks grote bedragen worden om
gezet door dienstverleningen aan het publiek als vrije-
tijdsvulling, zowel in de vorm van commerciële als van
sterk gesubsidieerde recreatie, een gebied waar duizenden
roeping en brood vinden. Het is daarom begrijpelijk, dat
niet alleen Overheid, kerkelijke, wetenschappelijke, on
derwijs- en in het algemeen ook jeugdwerkkringen zich
interesseren voor de huidige en toekomstige ontwikkelingen
in de recreatiesector, maar ook de ondernemingen, orga
nisaties en andere lichamen, die daar werkzaam zijn. Hoe
groot deze laatste groep zelfs in een klein land als het
onze is, realiseert men zich als men onder meer denkt
aan de vele musea, de tientallen volksuniversiteiten, de
12000 bibliotheken, de ruim 500 bioscopen, de ruim 400
clubhuizen en de meer dan 70 schouwburgen, welke Ne
derland telt. om de omroeporganisaties met haar honderd
duizenden leden en millioenen luisteraars, de duizenden
(gezelligheids-)verenigingen, de talrijke sport- en jeugd-
organisaties enz. niet te vergeten. Het bewijst wel, dat er
practisch geen groepering in onze samenleving te vinden
is, die niet direct of indirect betrokken is bij het vraag
stuk der persoonlijkheidsvorming, welke zich mogelijk
meer en meer in de vrije-tijdssector voltrekt naarmate
steeds grotere groepen over meer vrije tijd gaan beschik
ken en daarin compensatie zoeken voor het gebrek aan
ontplooiingsmogelijkheid bij de beroepsbeoefening. Dat
bij dit proces de moderne communicatiemiddelen een
belangrijke rol spelen doordat zij voor steeds grotere
groepen nieuwe levensgebieden ontsluiten, spreekt wel
vanzelf en men mag zonder overdrijving vaststellen, dat
een groot deel van de belangstelling voor het recreatie
vraagstuk wordt ingegeven door ongerustheid over de in
vloed dezer communicatiemiddelen ten aanzien waarvan
nog altijd vele verkeerde veronderstellingen bestaan,
welke alleen door wetenschappelijk onderzoek kunnen
worden gecorrigeerd.
Langzamerhand is er een omvangrijke literatuur over
het recreatievraagstuk ontstaan, zij het, dat deze publica
ties van zeer ongelijke waarde zijn. De ontwikkeling van
de vrije-tijdsbesteding hangt, zoals reeds opgemerkt, on
der meer nauw samen met het moderne arbeidsproces met
zijn voortschrijdende arbeidsdeling en met de reductie van
de functies van het moderne gezin. Beroeps- en gezins
situatie bepalen daarom goeddeels het karakter van de
recreatie, maar bij nadere kennisneming van tal van pu
blicaties blijkt, dat de onderzoekers niet of niet in vol
doende mate rekening hebben gehouden met deze facetten
van het maatschappelijk leven.
Alleen al in dit opzicht moet de reeks van publicaties
over de vrije-tijdsbesteding van het Nederlandse volk,
welke op het ogenblik door het Centraal Bureau voor de
Statistiek wordt uitgegeven, als een uiterst belangrijke
aanwinst worden beschouwd. Zij is onder meer ontstaan
uit een opdracht van de Minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen om een onderzoek in te stellen naar
de culturele en sociale betekenis der huidige vrije-tijds
besteding als vervolg van een in 1954 verschenen studie
inzake radio en vrije-tijdsbesteding. l) In de winter
1955/56 verzamelde de Nederlandse Stichting voor Sta
tistiek de gegevens, welke door het Centraal Bureau voor
de Statistiek werden verwerkt. Het onderzoek werd onder
leiding van de heer Drs. J. de Bruyn, Hoofd van de
Afdeling Culturele Statistiek van het Centraal Bureau,
uitgevoerd door de heer Drs. P. Thoenes. In de loop van
dit jaar zijn onder de titel „V r ij e-t ij d s b e s t e d i n g
in Nederland"2) verschenen: deel 1 „Methodologi
sche inleiding"; deel 2 „Avond- en weekendbesteding"
en deel 3 „Bioscoopbezoek".
Deel 1 geeft een uiteenzetting van de doelstelling en de
wijze, waarop men deze heeft verwezenlijkt. Men heeft
er naar gestreefd om binnen het kader van een zorgvul
dig voorbereid onderzoek met betrekking tot de voor
naamste gezichtspunten en onderwerpen een zo all-round
mogelijke eerste schets te ontwerpen van het Nederlandse
vrije-tijdsbestedingspatroon omtrent het midden der 20e
eeuw.
Als werkhypothese heeft men gesteld, dat: 1. De vrije
tijdsbesteding een complementair, maar gelijkwaardig le
vensgebied is naast gezin en beroep (waarbij men niet uit
het oog heeft verloren, dat in de vrije-tijdsbesteding be-
roepsvormende elementen schuil kunnen gaan of dat het
gezin een recreatiebasis kan zijn). 2. Het karakter der
vrije-tijdsbesteding, behalve door een aantal secundaire
voorwaarden, zeer direct beïnvloed wordt door de beroeps-
en gezinssituatie. 3. Begrip voor het vrije-tijdsbestedings
vraagstuk slechts mogelijk is bij een juist inzicht in be
roeps- en gezinsvraagstukken.
Bovenstaande hypothese vormt als het ware de struc
tuur van het onderzoek, waarbij derhalve een aantal on-