Filmproductie
Filmproductie
Gemiddelde productiekosten per
speelfilm in millioenen frs.
dat een dergelijke eis onwettig was en wisten hel pleit te
winnen.
Het zorgenkind van het Franse filmbedrijf blijft voor
lopig de filmproductie. Blijkens onderstaande lijst steeg
de vervaardiging van speelfilms van 109 in 1952 met
een onderbreking ten gevolge van de filmcrisis in 1954
tot 129 in het afgelopen jaar. Hoewel nog geen overzicht
welke de Franse regering krachtens de zogenaamde Wet
van 6 Augustus 1953 inzake een Ontwikkelingsfonds voor
de Filmindustrie (en voordien krachtens de zogenaamde
Filmhulpwet van 23 September 1948) aan de producenten
als premiën verstrekt. Uit dezen hoofde ontvingen de
Franse producenten bijvoorbeeld in 1956 ruim 3 milliard
frs. (ƒ27.075.000.Deze financiële hulp wordt zonder
enige discriminatie aan alle zuiver Franse producties en
co-producties verleend volgens normen, vastgesteld bij
Productiejaar
Speelfilms
Korte films
van allerlei
zuiver Franse
Frans-buiten
totaal
aard
productie
landse co
producties
1952
88
21
109
340
1953
67
45
112
335
1954
53
45
98
420
1955
76
34
1 10
305
1956
90
39
129
283
kan worden verkregen van de productie in 1957. weet men
toch dat er op 1 Juli j.1. 13 films méér in productie waren
dan in het eerste halfjaar 1956. De productie van korte
films is over het algemeen teruggelopen, wat voor een
belangrijk deel het gevolg is van de steeds moeilijker
amortisatie. De 283 in 1956 vervaardigde korte films
werden door slechts 168 van de 695 gelicentiëerde pro
ducten van korte films geproduceerd tegen de totale pro
ductiekosten van 1.150.000.000 frs. (ƒ10.379.000.—).
zodat de vervaardigingskosten per film 4.100.000 frs.
(f 37.000.—) beliepen.
Van de 39 in 1956 in co-productie vervaardigde speel
films, werden er 32 met Italiaanse. 2 met Spaanse. 1 met
Duitse. 1 met Zuidslavische. 1 met Argentijnse. 1 met
Japanse en 1 met Mexicaanse partners gedraaid. Aan
de jaarproductie van 129 films in 1956 werd door 163
firma's deelgenomen, dat wil zeggen dat 106 firma's elk
één film vervaardigden, terwijl de overige 23 films in
combinatie werden geproduceerd.
Hoewel volgens de gegevens van het ..Centre National
de la Cinématographie". de overkoepelende Franse over
heidsorganisatie van het filmwezen, de ontvangsten uil
de export van Franse films van 3.200.000.000 frs.
(f 28.880.000.— in 1955 stegen tot meer dan
4000.000.000 frs. (ƒ36.100.000.—) in 1956, wordt een
belangrijk deel van de films niet geamortiseerd ten ge
volge van de zeer snelle stijging van de productiekosten.
Blijkens nevenstaand overzicht stegen de productiekosten
per zuiver Franse speelfilm van gemiddeld 47 millioen frs.
(ƒ424.000.— in 1952 tot gemiddeld 8) millioen frs.
(ƒ731.000.in 1956. De gemiddelde kosten per co
productie stegen in dezelfde periode van 117 millioen frs.
f 1.056.000.—tot 182 millioen frs. (ƒ1.642.000.—)
en het totaal gemiddelde per speelfilm van 60 millioen
frs. (ƒ541.500.—) tot 111.5 millioen frs. 1.006.000.-).
Het financieel evenwicht indien men deze term
hier al zou willen gebruiken van de totale Franse film
productie kon gedurende de laatste negen jaar feitelijk
alleen maar gehandhaafd worden dank zij de subsidies,
ministerieel besluit, naar rato van de bruto-recettes van
films gedurende de eerste vier jaar van haar vertoning te
rekenen van de dag van haar eerste openbare vertoning af.
Ook de producenten van korte films ontvangen steun uit
het zogenaamde Ontwikkelingsfonds en wel op basis van
de recettes, welke de hoofdfilms, waaraan zij gekoppeld
waren, gedurende de drie eerste jaren na haar eerste ver
toning hebben gemaakt.
Productie
jaar
per zuivere
Franse film
per Frans/buitenl.
co-productie
totaal
gemiddelde
1952
47
117
60
1953
57
129
86
1954
76
156
113
1955
75
185
109
1956
81
182
111,5
De onderwerpelijke wet expireert evenwel per 31 Decem
ber 1959 en al heeft men zowel van Overheids- als be-
drijfszijde te kennen gegeven, dat men prijs stelt op voort
zetting van het huidige ingewikkelde systeem van protec
tionistische maatregelen en subsidiepolitiek, het is nog
zeer de vraag of dat in dezelfde vorm zal kunnen geschie
den, in aanmerking genomen, dat waarschijnlijk per 1
Januari 1958 het verdrag tot vorming van een Euro
pese Gemeenschappelijke Markt in wer
king zal treden. Het is in elk geval een kwestie, welke de
gemoederen in Franse filmkringen druk bezig houdt.
Mogelijk, dat in het kader van dit nieuwe probleem
veld" ook het wetsontwerp tot unificering van de zeer uit
eenlopende en ingewikkelde fiscale lasten, waaronder het
Franse filmbedrijf gebukt gaat, een wetsontwerp dat al
enige regeringen terug dat is in Frankrijk niet zo heel
lang geleden aan het parlement werd voorgelegd,
nog eens kans op behandeling maakt.
23