dat deze twintig bezoekers aan de betrokken controleurs slechts een biljetje overhandigden met opdruk „Besproken plaats'' en allen verklaarden, dat hun aan de kassa geen ander bewijsstuk verstrekt was van hun betaling van entree- en bespreekprijs van in totaal 1,50 per plaats: dat volgens de ingezonden afrekenstaat over de desbetreffende speelweek de dagontvangst op Zaterdag 19 October zou hebben bedragen dat de controleurs evenwel entreebewijzen hebben opgehaald tot een totaal van hetgeen dus een verschil uitmaakt van nog buiten beschouwing gelaten de ontvangst uit hoofde van de verkoop der twintig ongeldige toegangsbewijzen, zijnde een bedrag van dat de heer Vrolijk tijdens zijn verhoor op 3 December 1957 heeft erkend, dat hij ingaande de maand Augustus 1957 wekelijks ongeveer twintig ongeldige plaatsbewijzen heeft verkocht en de ontvangsten ter zake niet op de voorgeschreven wijze heeft afge rekend aan de verhuurder in kwestie en de Bond dat hij als excuus heeft aangevoerd, dat, zulks in tegenstelling tot hetgeen bij hem gebruikelijk is, andere exploitanten tegen ge reduceerde prijzen toegang verlenen aan personen, die door mid del van affiches reclame maken voor hun bioscoopexploitaties, zodat hierdoor eveneens minder aan filmhuur, contributie en Bumagelden wordt afgedragen; dat het Hoofdbestuur deze verontschuldiging onmogelijk als zodanig kan aanvaarden, omdat nu eenmaal iedere samenhang ont breekt tussen dit volkomen geoorloofde en algemeen aanvaarde gebruik van reductiekaarten en de door de heer Vrolijk toegepaste methode, hierin bestaande dat hij recettes in strijd met zijn regle mentaire en contractuele verplichtingen geheel ten eigen bate heeft aangewend dat derhalve is komen vast te staan, dat hij door zijn handelwijze in strijd heeft gehandeld met het Contributiebesluit, het Buma- besluit en artikel 8 van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films; dat hij met betrekking tot het geconstateerde verschil tussen de afrekenstaat en de gegevens der zaalcontröle heeft verklaard, dat dit voortspruit uit het feit, dat in zijn administratie niet precies is bijgehouden, welke nummers der entreebewijzen op de onder havige avond zijn afgegeven, zodat een verschuiving is opgetreden naar de matineevoorstelling, welke op de daarop volgende Zondag met een andere film is gegeven: dat hieruit blijkt, dat zijn recette-administratie niet voldoet aan de eisen, welke dienaangaande in het Reglement Recette-Controle zijn neergelegd, waardoor gemakkelijk benadeling van zijn leve ranciers kan ontstaan dat hij wat dit feit betreft in strijd heeft gehandeld met artikel 3 sub D en E van het Reglement Recette-Controle: dat het Hoofdbestuur deze overtredingen van zeer ernstige aard acht en mitsdien besloten heeft hem de straf van boete ten bedrage van 500.op te leggen, zulks onverminderd zijn verplichting tot volledige aanzuivering binnen twee weken van al hetgeen hij aan de Bond en de betrokken filmverhuurders nog verschuldigd mocht zijn aan contributie, Bumabijdragen en filmhuur over de niet afgerekende recettes, een en ander ter nadere beoordeling van het Hoofdbestuur. Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft op grond van artikel 15 der Statuten voor zijn vergadering van 7 Januari 1958 opgeroepen de NV. Netherlands Fox Film Corporation te Amsterdam, terzake van het feit: dat zij in strijd heeft gehandeld met artikel 2 van het Ge wijzigd Bedrijfsreglement op de Lijst van Geen Bezwaar door aan een niet-lid geleverd te hebben zonder hiervoor van te voren de vereiste toestemming te hebben aangevraagd. Naar aanleiding hiervan heeft het Hoofdbestuur besloten haar de straf van boete ten bedrage van 2.500,op te leggen en deze straf te publiceren, op grond van de volgende overwegingen: dat het Hoofdbestuur geconstateerd heeft dat de NV. Netherlands Fox Film Corporation op of omstreeks 26 April 1957 het buiten landse filmjournaal, hetwelk zij in Nederland uitbrengt, zonder enige beperking heeft verhuurd voor eerste weeksvertoning in Ne derland aan de Christelijke Film Actie te 's-Gravenhage, die geen lid is van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en wel voor een tijdvak van tenminste acht maanden; dat zij voor deze leverantie wel achteraf, nadat het Bondsbureau haar op haar verzuim geattendeerd had, toestemming heeft aange vraagd, maar dat de beslissing van het Hoofdbestuur, hoe zij ook zou uitvallen, het feit als zodanig niet zou vermogen te be ïnvloeden dat zij ter zake van deze overtreding van wege het Hoofdbestuur is gehoord op 7 Januari 1958; dat zij daarbij een beroep heeft gedaan op de omstandigheid. dat harerzijds verondersteld werd, dat de plaatsing op de Lijst van Geen Bezwaar van het genoemde niet-lid voor een vroegere leve rantie stilzwijgend de toestemming insloot voor de onderwerpelijke transactie: dat dit beroep niet kan worden aanvaard, aangezien het haar uit de practijk met betrekking tot de toepassing van het reglement in kwestie bekend moet zijn, dat ten aanzien van niet-leden voor elke leverantie afzonderlijk toestemming moet worden aangevraagd; dat zij derhalve op de hoogte kon zijn van de bezwaren welke er dezerzijds in het algemeen bestaan tegen leveranties aan niet- leden zonder dat hiervoor een verzoek tot plaatsing op de Lijst van Geen Bezwaar is ingediend; dat deze bezwaren uiteraard zoveel groter zijn wanneer het een levering betreft van een dergelijke aard, omvang en duur als zich hier voordoet; dat met name voorkomen moet worden, dat het veronachtzamen van de reglementaire voorschriften een onoverzichtelijke en wan ordelijke situatie schept die allerlei excessen tengevolge kan hebben, de bron kan vormen voor geschillen en het normale zakelijke verkeer tussen de bedrijfsgenoten belemmert: dat mitsdien deze overtreding een zeer ernstig karakter heeft, weshalve het Hoofdbestuur besloten heeft haar de straf van boete ten bedrage van 2.500.op te leggen en deze straf te publiceren. Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft op grond van artikel 15 der Statuten voor zijn vergadering van 28 Januari 1958 opgeroepen de NV. Haghefilm te 's-Gravenhage, ter zake van het feit: dat zij in strijd heeft gehandeld met artikel 2 van het Bedrijfsreglement op de Lijst van Geen Bezwaar. Het Hoofdbestuur heeft besloten haar de straf van boete te?i bedrage van 4.250,op te leggen en deze straf te publiceren. Dit besluit is genomen op grond van de overwegingen dat het Hoofdbestuur geconstateerd heeft, dat de NV. Haghe film de vertoningsrechten op het 16 mm formaat betreffende de films „Haus in Montevideo" en „Hokus Pokus" heeft verkocht aan het niet-lid, de heer A. C. van Tol, die de Eerste Nederlandse Luchtprojectie Onderneming Airghost te 's-Gravenhage exploiteert; dat het niet geoorloofd is films te leveren aan of ten behoeve van niet-leden, tenzij zulks is toegestaan krachtens de Lijst van Geen Bezwaar dat de NV. evenwel geen verzoek heeft ingediend tot plaatsing van het betrokken niet-lid op de Lijst van Geen Bezwaar voor wat betreft de onderwerpelijke leverantie, waarvoor zij als contra prestatie een bedrag van heeft ontvangen: dat de NV. dientengevolge in strijd heeft gehandeld met artikel 2 van het Bedrijfsreglement op de Lijst van Geen Bezwaar: dat de NV. bij haar verhoor op 28 Januari 1958 de overtreding heeft toegegeven, maar dat zij zich in hoofdzaak beroepen heeft op de omstandigheid dat zij zich in haar onderneming niet in de eerste plaats beweegt op het gebied van de overdracht van filmrechten, weshalve zij met de desbetreffende reglementaire bepalingen wei nig ervaring heeft opgedaan; dat het Hoofdbestuur een beroep op onbekendheid met de statu taire en reglementaire voorschriften niet kan aanvaarden en zeker niet waar het betreft een reglement dat een zo integrerend bestand deel vormt van de voorzieningen, welke het zakelijke verkeer in het film- en bioscoopbedrijf regelen als het onderhavige; dat het standpunt van het Hoofdbestuur met betrekking tot de toepassing van het Bedrijfsreglement op de Lijst van Geen Bezwaai aan de NV. uit vroegere publicaties dienaangaande trouwens be kend had kunnen zijn; dat een willekeurige en ongecontroleerde levering van films aan niet-leden gemakkelijk kwesties van auteursrechtelijke aard kan veroorzaken en aanleiding kan geven tot een situatie die fnuikend is voor het normale zakendoen in het film -en bioscoopbedrijf: dat zulks in nog hogere mate geldt voor het genre van het bedrijf waaraan de NV. geleverd heeft; dat derhalve vaststaat dat de NV. artikel 2 van het Bedrijfsregle ment op de Lijst van Geen Bezwaar heeft overtreden 30

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1958 | | pagina 30