dat deze overtreding gezien haar omvang van bijzonder ernstige
aard is, weshalve het Hoofdbestuur besloten heeft de N.V. de straf
van boete ten bedrage van f 4.250,op te leggen en deze straf te
publiceren.
Het Hoofdbestuur heeft op grond van artikel 15 der Statuten
voor zijn vergadering van 28 Januari 1958 opgeroepen de heer
A. Matton, exploiterende het City Theater te Uitgeest, ter zake
van het feit:
dat hij nalatig is geweest met de inzending van afrekensta
ten en dientengevolge in strijd heeft gehandeld met artikel
3 van het Contributiebesluit.
Het Hoofdbestuur heeft besloten hem de straf van waarschuwing
op te leggen en deze straf te publiceren. Deze beslissing is geno
men op grond van de overwegingen:
dat de heer Matton ondanks herhaalde aanmaningen van het
Bondsbureau in gebreke is gebleven met de inzending der copieën
van de voor de verhuurder bestemde afrekenstaten voor wat betreft
het door hem geëxploiteerde City Theater te Uitgeest;
dat hij immers ingaande de speelweek van 15 tot en met 21
November 1957 geen afrekeningen meer heeft ingezonden:
dat hij daardoor mede met het oog op de afsluiting van het
boekjaar 1957 het Bondsbureau groot ongerief heeft veroorzaakt;
dat hij behoorlijk is opgeroepen om door het Hoofdbestuur te
worden gehoord in zijn vergadering van 28 Januari 1958, maar
dat hij heeft medegedeeld verhinderd te zijn aan de oproeping
gevolg te geven;
dat hij schriftelijk zijn verontschuldiging voor het gebeurde heeft
aangeboden en heeft toegezegd voor geregelde inzending der recet-
testaten te zullen zorgdragen;
dat hij inmiddels de ontbrekende afrekeningen heeft ingezonden:
dat derhalve vaststaat, dat hij artikel 3 van het Contributie-
besluit heeft overtreden
dat het Hoofdbestuur evenwel, rekening houdende met vorenge
noemde omstandigheden, vooralsnog wil volstaan met hem de straf
van waarschuwing als bedoeld in artikel 15 der Statuten op te
leggen.
Het Hoofdbestuur heeft op grond van artikel 15 der Statuten
voor zijn vergadering van 28 Januari 1958 opgeroepen de Firma
G. J. M. van Kuppeveld en J. A. Beukering, exploiterende het
Palazzo Theater te Grave, ter zake van het feit:
dat zij in strijd heeft gehandeld met het Contributiebesluit,
het Bumabesluit en artikel 17 der Algemene Voorwaarden
van Verhuur en Huur van Films.
Het Hoofdbestuur heeft besloten haar de straf van boete ten
bedrage van 50,op te leggen en deze straf te publiceren. Deze
beslissing is gegrond op de overwegingen
dat het Hoofdbestuur de Firma wegens overtreding van het
Contributie- en Bumabesluit en wegens niet-voldoening van boycot-
en sommatiekosten heeft opgeroepen om op grond van artikel 15
der Statuten te worden gehoord in zijn vergadering van 17 Decem
ber 1957;
dat het Hoofdbestuur, gelet op de desbetreffende toezegging dei-
Firma haar verplichtingen jegens de Bond voortaan stipt na te
komen, toepassing van artikel 15 der Statuten achterwege heeft
gelaten
dat het College nochtans moet constateren, dat de Firma haar
toezegging geenszins gestand heeft gedaan, daar zij na aanzuive
ring der achterstallige schulden wederom volledig in gebreke
is gebleven de reglementaire verplichtingen ter zake na te leven:
dat de schuld der Firma aan contributie en Bumabijdragen op
16 Januari 1958 immers bedroeg, betrekkinghebbend op
een tijdvak van negen weken, en aan sommatiekosten over de
periode van 12 tot 27 December 1957
dat de Firma wegens deze nieuwe overtredingen door het Hoofd
bestuur is opgeroepen voor zijn vergadering van 28 Januari 1958,
waaraan zij geen gevolg heeft gegeven;
dat de Firma schriftelijk heeft medegedeeld, dat het verzuim te
wijten was aan haar boekhouder;
dat het Hoofdbestuur dit excuus niet kan aanvaarden;
dat het College de Firma bij brief van 22 December 1958 nadruk
kelijk heeft doen weten dat bij constatering van nieuwe overtre
dingen toepassing van artikel 15 der Statuten niet langer achter
wege zou kunnen hlijven, maar dat zij desondanks geen enkele
serieuze maatregel heeft getroffen om tot een stipte naleving der
voorschriften in kwestie te geraken;
dat de Firma als exploitante trouwens de volledige verantwoor
delijkheid voor de nakoming van de reglementaire voorzieningen
draagt;
dat derhalve is komen vast te staan, dat zij het Contributiebesluit,
het Bumabesluit en artikel 17 der Algemene Voorwaarden van
Verhuur en Huur van Films heeft overtreden
dat het Hoofdbestuur deze herhaalde overtredingen van zeer
ernstige aard acht en bijgevolg besloten heeft haar de straf van
boete van 50,op te leggen, met dien verstande dat bij niet-
-stipte voldoening van deze boete of bij hernieuwde constatering
van reglementaire overtredingen als vorenbedoeld een zwaardere
straf als bedoeld in artikel 15 der Statuten zal volgen.
Het Hoofdbestuur heeft op grond van artikel 15 der Statuten
voor zijn vergadering van 28 Januari 1958 opgeroepen de N.V.
Tivoli Theater te Amersfoort ter zake van het feit:
dat zij de film „De drift in het bloed", welke op 9 Januari
1958 in het door haar geëxloiteerde Tivoli Theater te Apel
doorn is vertoond, heeft aangekondigd op een wijze die in
strijd is met de algemene belangen en de waardigheid van
het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf.
Het Hoofdbestuur heeft besloten haar de straf van boete ten
bedrage van 100,op te leggen en deze straf te publiceren. Dit
besluit is genomen op grond van de volgende overwegingen:
dat de N.V. in de editie van 7 Januari 1958 van het dagblad de
Nieuwe Apeldoornse Courant een aankondiging heeft geplaatst van
de film „De drift in het bloed":
dat deze aankondiging in de volgende bewoordingen is gesteld:
„De drift in het bloed": geen commentaar; het onderwerp nym-
phomanie: de uitbeelding hiervan noodzaken bij geringste twijfel
over leeftijd de toegang te weigeren; toegang strikt 18 jaar";
dat deze, annoncering in strijd is met de algemene belangen en
de waardigheid van het bioscoopbedrijf, weshalve de N.V. door
het Hoofdbestuur is opgeroepen voor zijn vergadering van 28
Januari 1958:
dat de N.V. tijdens het verhoor het ongepaste karakter van de
advertentie wel ten volle heeft toegegeven, maar dat zij zich heeft
beroepen op het feit, dat er door bijzondere omstandigheden niet
voldoende controle op de plaatsing van de advertentie is geweest
van de zijde van haar directie:
dat de geschetste moeilijkheden de N.V. nochtans niet volledig
van haar verantwoordelijkheid als exploitante kunnen ontlasten;
dat het Hoofdbestuur de leden immers bij circulaire van 9 No
vember 1956 heeft gewaarschuwd voor het gebruik van onoirbare
annonceringsmethoden en de leden ook nadien herhaaldelijk in
tal van publicaties geattendeerd heeft op de hieraan voor het ge
hele Nederlandse film- en bioscoopbedrijf verbonden nadelen en
gevaren
dat het bovendien van oudsher een goede usance is in het Neder
landse film- en bioscoopbedrijf om met name de keuringsuitspra
ken niet tot onderwerp van publiciteit te maken
dat de N.V. derhalve de nodige maatregelen had dienen te tref
fen om het plaatsen van advertenties welke schadelijk zijn voor de
standing en goodwill van het bedrijf te voorkomen;
dat de geconstateerde handelwijze derhalve in ernstige mate
strijdig is met de algemene belangen en de waardigheid van het
Nederlandse film- en bioscoopbedrijf, maar dat het Hoofdbestuur,
rekening houdende met de door de N.V. aangevoerde gronden van
verontschuldiging, besloten heeft in dit geval te volstaan met het
opleggen van de straf van boete ten bedrage van 100,
De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (TWEEDE KAMER)
van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgende arbitrale
vonnis gewezen inzake
A. J. DRESSCHER, eigenaar van het filmverhuurkantoor Express
film, gevestigd te Amstelveen aan de Heemraadschapslaan 1113
aldaar, eiser, contra
31