Jaarrekening en balans
Begroting
filmkopieën ten gevolge van zorgeloze of onjuiste be
handeling, een kwestie welke te meer klemt nu de kost
prijs van het filmmateriaal zo sterk gestegen is. Deze op
merking was voor de Bondsvoorzitter aanleiding om de
leden nog eens op hel hart te drukken er op toe te zien
dat door hun technisch personeel meer aandacht wordt
geschonken aan de behandeling van het kostbare materiaal.
Het jaarverslag werd hierna goedgekeurd.
Vervolgens bracht de heer E. Alter als Voorzitter van
de Commissie van Rapporteurs, waarin mede zitting heb
ben de heren C. van Liere te Goes en J. N ij land Jr. te
Utrecht, aan de vergadering een uitvoerig verslag uit ter
zake van de Rekening en Verantwoording van hei finan
cieel beheer over 1957, alsmede van de Balans per 31 De
cember 1957. Spreker deelde mede, dat de Commissie met
de Bondspenningmeester, de heer W. K. G. van Royen,
en de Bondsdirecteur, de heer J. G. J. Bosman, als ver
tegenwoordigers van het Hoofdbestuur uitvoerig de jaar
stukken had besproken, tijdens welk onderhoud door de
Commissie over onderscheiden posten nadere inlichtingen
waren gevraagd en verkregen.
Zo achtte de Commissie het bijvoorbeeld juister de
huuropbrengsten der woonhuizen afzonderlijk op de jaar
rekening te vermelden in plaats van op een gecombineerde
rekening Dividend. Namens het Hoofdbestuur was daarop
toegezegd, dat bij de volgende jaarrekening met deze op
merking rekening zou worden gehouden.
Ofschoon de Commissie het vorige jaar tijdens de be
spreking van de post „Filmverzekering" was medegedeeld,
dat de onderhandelingen met de assuradeuren tot een
gunstig resultaat hadden geleid onder andere doordat
voor de all risksverzekering voor een periode van vijf jaar
ingaande 1 Januari 1957 slechts voor vier jaar premie
verschuldigd zou zijn, terwijl de Bond voor een zeker
percentage deelgenoot was geworden in eventuele winsten
voor de niet-all risksverzekeringen was zij van oordeel,
dat in 1957 van deze gunstige resultaten nog weinig te
merken viel. Zij achtte het niet uitgesloten, dat een van de
oorzaken van de kostenstijging zou kunnen zijn de moge
lijkheid dat films met een langere looptijd dan de door de
Bond vastgestelde termijn van drie jaren werden mede
verzekerd ten laste van de organisatie en zij had daarom
verzocht ter zake een nader onderzoek te willen instellen.
Ten antwoord op de door de Commissie gestelde vraag
of een verlaging van de post „Recettecontrole" mogelijk
zou zijn, was er van de zijde van het Hoofdbestuur op
gewezen, dat het bedrag in kwestie nog steeds aan de lage
kant is, indien rekening wordt gehouden met de vele werk
zaamheden, welke door de Bondsfunctionarissen worden
verricht.
Voorts wees de Commissie er in haar rapport op, dat
de overschrijding van de post „Kosten Bondsinsignes" het
gevolg is van het uitreiken van een groter aantal insignes,
dan oorspronkelijk was aangenomen. Het Hoofdbestuur
heeft destijds zeer moeilijk kunnen bepalen hoeveel per
sonen in aanmerking zouden komen voor het bij besluit
van het College dd. 28 Augustus 1956 ingestelde ereteken
voor trouwe plichtsvervulling, dat wordt uitgereikt aan
hen, die vele jaren in dienst van eenzelfde tot het Neder
landse film- en bioscoopbedrijf behorende onderneming
werkzaam zijn.
Met betrekking tot de verboging van de Balanspost
Afschrijving Inventaris" waren door de Commissie nadere
inlichtingen gevraagd en verkregen. Namens het Hoofd
bestuur was medegedeeld, dal het uiterst noodzakelijk was
geworden over te gaan tot het aanschaffen van nieuwe
boekhoudmachines en van een stencilmachine.
Nadat door de heer Alter ter zake van de Balans nog
enige verdere opmerkingen naar voren waren gebracht,
onder meer met betrekking tot de rekening „Effecten",
welke door de Bondsvoorzitter werden beantwoord, dankte
deze de leden van de Commissie van Rapporteurs, inzon
derheid haar Voorzitter, de heer Alter, voor de voortref
felijke wijze waarop zij aan de vergadering verslag hadden
uitgebracht over de onderhavige jaarstukken. Daarop
werden de Balans per 31 December 1957, welke in debet
en credit sloot met een totaalbedrag van 3.818.001,19,
en de Rekening en Verantwoording over het boekjaar
1957, welke sloot met een totaalbedrag van 716.311,20
zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Evenzo werd
aanvaard het voorstel van het Hoofdbestuur om de door
het Accountantskantoor W. Langelaar te Amsterdam ge
controleerde Rekening van de Bond goed te keuren, als
mede alle op het Bondsbureau ter visie liggende rekenin
gen der Afdelingen, terwijl contributie voor het lopende
jaar werd vastgesteld.
Namens de Commissie van Rapporteurs gaf de heer
Alter vervolgens commentaar op onderscheiden posten
van de Begroting van Ontvangsten en Uitgaven voor 1958.
De inkomsten der organisatie zijn voor 1958 begroot op
604.375,—, de uitgaven op 584.700,—. Als bijzon
dere posten komen onder meer voor een bijdrage in de
kosten van een eventueel door het Nederlands Filminsti
tuut te organiseren vakopleiding en een bedrag voor de
viering van het veertigjarig jubileum van de Bond.
Desgevraagd door de heer Alter deelde de Bondsvoor
zitter, de heer Miedema, mede, dat het Hoofdbestuur een
vakopleiding noodzakelijk acht. Het College is tot deze
conclusie gekomen naar aanleiding van onderscheiden
rapporten, welke ter zake zijn ingediend. Aangezien geen
opleiding in het leven kan worden geroepen, welke grote
bedragen zou vergen, zal eerst een voorlopig en beschei
den begin kunnen worden gemaakt. Het Hoofdbestuur
heeft er zich daarbij rekenschap van gegeven, dat bij een
meer volledige opleiding belangrijk hogere bedragen no
dig zullen zijn.
Met betrekking tot de in de Begroting opgenomen jaar
lijkse bijdrage voor het Louis Groen Fonds, dat hulp
biedt aan werknemers in het Nederlandse film- en bio
scoopbedrijf werkzaam welke door onvoorziene omstan
digheden in financiële moeilijkheden zijn gekomen, werd
door de Commissie van Rapporteurs de vraag gesteld of
de mogelijkheid onder het oog zou kunnen worden gezien
om reglementair te voorzien in de noodgevallen, welke
thans via het Louis Groen Fonds opgenomen worden. Met
alle respect voor hel lofwaardige streven van deze stich
ting, zouden de rapporteurs toch de voorkeur willen
geven aan een zo mogelijk reglementaire oplossing.
De heer Miedema was het met de Commissie eens, dat
in de hier bedoelde noodgevallen steeds hulp moet wor
den verleend, maar men kan van te voren moeilijk precies
begroten welk geldbedrag daarvoor per jaar nodig zal zijn.
Een reglementaire voorziening voor dergelijke gevallen
10