Jaarvergadering F.I.A.P.F. Standpunt van het internationale filmbedrijf' ■Een tweede punt van bespreking op het congres betrof de regelen, welke de overeenkomsten tot co-productie op nationaal en internationaal niveau bepalen. Bij de ge- dachtenwisseling over dit onderwerp werd inzonderheid met betrekking tot het standpunt van het internationale filmbedrijf het volgende naar voren gebracht: De film is een oorspronkelijk werk, dat niet met enig ander werk vergeleken kan worden en noodzakelijkerwijze een bijzonder karakter heeft, dat zowel verwant is aan een gemeenschappelijk werk (oeuvre de collaboration) als aan een verzamelwerk (oeuvre collective). De internatio nale wetgeving, welke de film heeft opgenomen onder de oorspronkelijke werken van letterkunde en kunst waarop auteursrecht bestaat, geeft te verstaan, dat de auteur of auteurs van de film personen zijn, die met betrekking tot het creëren intellectuele arbeid verrichten. Wat ook de waarde moge zijn van de individuele bijdragen van elk der medewerkenden, er kan geen enkele film worden ge creëerd, indien deze bijdragen niet worden verzameld, bestudeerd, gecontroleerd en verwerkt door een persoon, die niet alle noodzakelijke eigenschappen bezit om al deze zozeer verschillende elementen tot overeenstemming te brengen in de creatie van een afzonderlijk bepaald werk. Deze uiteenlopende werkzaamheden vormen een intellectuele bijdrage van de persoon, die ze verricht en het is deze bijdrage, welke de functie van de filmprodu cent karakteriseert. Daarom erkent het filmbedrijf als rechtmatig en billijk alle vaderschapsrechten. welke de onderscheiden letter kundige en artistieke medewerkers krachtens de bestaande wetgeving met betrekking tot de film, die met hun samen werking tot stand is gebracht, kunnen eisen. In aanmer king nemende evenwel, dat een realisatie van een film, behalve de bijdrage van deze medewerkers, de verwerking van verschillende elementen vereist, welke haar tot een werk van bijzonder karakter stempelen dat met geen enkel ander kan worden vergeleken, is het bedrijf van oordeel, dat het onvermijdelijk is de uitoefening van het ..droit moral" te regelen in overeenstemming met de be hoeften van de productie en van de cinematografische ex ploitatie van het werk tijdens de gehele duur van de tussen de partijen getroffen overeenkomst. Het bedrijf erkent voorts, dat, indien de letterkundige en artistieke mede werkers aan de film het wettelijk overtuigend bewijs leveren, dat hun werk door de producent zodanig gewij zigd is, dat zij dit schadelijk achten voor hun goede naam en reputatie, zij het recht hebben onder voorbehoud van al hun vaderschapsrechten te eisen, dat hun naam niet genoemd wordt in het uiteindelijk tot stand gekomen werk. Het bedrijf wil er ten slotte zeker van zijn, dat de even tuele aantasting van het ..droit moral" van de auteur, die de vaderschapsrechten op zijn werk heeft overgedragen, in geen geval de normale exploitatie van de film zal be lemmeren en in elk land zal worden onderworpen aan het oordeel van de bevoegde rechterlijke instanties. Het congres heeft besloten te Rome een Bureau op te richten ter bestudering van de juridische problemen, wel ke samenhangen met de film, zulks in het vertrouwen, dat dit Bureau spoedig zal uitgroeien tot een internationale organisatie. De Internationale Federatie van Ver enigingen van Filmproducenten Fédéra- tion Internationale des Associations de Producteurs de Films) heeft van 9 tot 12 Juni j.1. te Brussel haar jaar lijkse algemene ledenvergadering gehouden onder voor zitterschap van de heer J. P. Frogerais (Frankrijk). De Nederlandsche Bioscoop-Bond was ter vergadering ver tegenwoordigd door de heer C. S. Roem, Voorzitter van de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmproducenten. Overeenkomstig de statuten, werden de aftredende leden van de Raad van Beheer voor twee jaar herkozen. De Raad bestaat thans uit vertegenwoordigers van de orga nisaties uit de volgende landen: België, Duitsland, Groot- Brittannië, Italië, Japan, Oostenrijk, Spanje, Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland. Nadat de vergadering de eveneens periodiek aftredende Voorzitter, de heer Frogerais, haar erkentelijkheid had betuigd voor de wijze waarop deze dit ambt had vervuld, herbenoemde zij hem voor een tweede zittingsperiode, waardoor Frankrijk het voorzitterschap tot 1960 zal blij ven bekleden. De Zwitserse gedelegeerde, Dr. Oscar Düby, zal de herkozen Voorzitter terzijde staan, teneinde het con tact met de landelijke verenigingen te vergemakkelijken. Nadat verslag en jaarrekening over 1957 waren vastge steld en de begroting voor 1958 aanvaard, hield de ver gadering zich bezig met onderscheiden vraagstukken van internationaal karakter. Inzonderheid besprak de vergadering de ernstige pro blemen, welke in verschillende landen ontstaan ten ge volgen van de snelle ontwikkeling van de televisie. Aan gezien de bespreking van dit zeer belangwekkende vraag stuk niet voldoende was voorbereid en de op deze zitting voor de behandeling daarvan toegemeten tijd te weinig ruimte liet voor een uitvoerige gedachtenwisseling, werd besloten een speciale ledenvergadering aan dit vraagstuk te wijden, welke tijdens de Biënnale te Venetië zal worden gehouden. Intussen zal door iedere landelijke organisatie een verslag over de situatie in eigen land worden voor bereid. Een tweede onderwerp, dat de algemene aandacht voor zich opeiste, was het vraagstuk van de toenemende be perkingen, welke in een groeiend aantal landen met be trekking tot de vrije circulatie van de film worden toe gepast. Ofschoon de productiekosten nog steeds stijgen en de opbrengsten verminderen, worden in vele landen nieuwe we restricties van kracht. Nu eens hebben deze beperkende bepalingen ten doel de nationale productie te beschermen dan weer de handelsbalans in evenwicht te brengen of andere financiële en economische belangen te beveiligen, maar soms beoogt men met deze restricties slechts de staat een extra fiscaal voordeel te bezorgen. Met algemene stem men besloot de vergadering in gevallen, waarin der gelijke restricties de vrije invoer van films al te zeer aan banden leggen, bij de betrokken regering krachtig te pro testeren. Met het oog hierop zal door het Secretariaat der Federatie een rapport worden samengesteld over de si tuatie in de verschillende landen. Aangezien het het doel der Federatie is de belangen van de gehele filmproductie te vertegenwoordigen, werd het voorstel gedaan ook de onderscheiden nationale vereni gingen van producenten van korte films tot het lidmaat schap van de F.I.A.P.F. toe te laten. Dit voorstel werd door de vergadering in beraad genomen en een beslissing ter zake werd aangehouden tot de eerstvolgende verga dering. De heer Charles Delac, Ere-Voorzitter van de Raad van Beheer, bracht verslag uit over het plan van de Unesco 16

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1958 | | pagina 17