Bolling van kleurenfilms Reeds verscheidene malen werd in deze kolommen in algemene zin gesproken over de behandeling van het kost bare filmmateriaal en over de te nemen maatregelen om dit materiaal zo lang mogelijk in goede conditie te houden. Ditmaal zullen wij speciale aandacht besteden aan de kleurenfilm daar zich met deze materiaalsoort nogal eens moeilijkheden voordoen welke, wanneer men over de no dige kennis van zaken beschikt, in vele gevallen vermeden kunnen worden. Als gevolg van de gecompliceerde samenstelling van de fotografische lagen van talrijke kleurenfilms wijkt de behandeling van dit materiaal in diverse opzichten af van die der zwart/wit films. Met de zwart/wit copieën kunnen in dit kader de technicolor copieën worden ge lijkgesteld daar ook bij dit systeem gewerkt wordt met een enkelvoudige emulsielaag. De drie achtereenvolgende kleuropdrukken waarop het technicolor systeem is ge baseerd, veranderen weliswaar de dikte en de eigenschap pen van het materiaal in vergelijking met de gewone zwart/wit film, doch deze afwijkingen zijn zo gering, dat men de technicolor en zwart/wit film in mechanisch op zicht gevoegelijk gelijk kan schakelen. De overige kleurenfilms behoren evenwel tot de zo genaamde drielaag typen, hetgeen wil zeggen, dat drie emulsielagen over elkaar zijn aangebracht. Bovendien zijn in sommige gevallen de drie kleurgevoelige lagen nog door filterlaagjes van elkaar gescheiden, zodat zich in totaal zes uiterst dunne laagjes op het dragermateriaal bevinden. De kleurenfilm is daardoor dikker dan de zwart/wit film. Nu zijn de in een lichaam optredende spanningen af hankelijk van de afmetingen van dat lichaam. Hoe dikker dus een film is, des te sterker worden de krimp en de uit zetting bij het optreden van spanningen. Het filmmateriaal heeft de eigenschap vocht in de emulsielagen te kunnen opnemen of dit te kunnen afgeven, hetgeen leidt tot een zwellen respectievelijk krimpen van de emulsie, waardoor dus spanningen optreden. De toestand van de film en speciaal van de kleuren film met haar in verhouding dikke emulsielaag is daar door in sterke mate afhankelijk van de toestand der om gevende lucht, van haar vochtgehalte, warmte of koude. Om in goede soepele staat te blijven is een bepaald vochtgehalte van de emulsie vereist en ook wanneer het materiaal van een beschermende laag wordt voorzien hetgeen tegenwoordig tamelijk dikwijls het geval is dan moet deze laag zodanig van samenstelling zijn, dat het ademen van de film, in de zin van het afstaan of op nemen van vocht, niet wordt gehinderd. Bij de projectie van kleurenfilms moet met sterke licht bronnen worden gewerkt om een behoorlijke belichting van de meestal grote projectieschermen te verkrijgen. Een deel van stralingsenergie (het licht) wordt nu door de film geabsorbeerd en in warmte omgezet hetgeen leidt tot uitdroging van het materiaal. Er treden hierbij weer spanningen op. die bij de dikke emulsielaag van de kleu renfilm aanleiding geven tol bolling van de filmstrook. Deze bolling doel zich in de eerste plaats voor dwars op de lengterichting van de film (zie figuur), waarbij de emulsielaag zich aan de holle zijde zal bevinden. Wanneer men nu een dusdanige bolstaande film op de hier gebruikelijke wijze met de doffe (emulsie) zijde naar binnen gaat opspoelen, dan vormt het doorgebogen mid dengedeelte van de film een kring met grotere diameter dan de buitenkanten. Daar dit bij de over elkaar liggende lagen niet lukt knikt het middengedeelte op regelmatige afstanden door en er ontstaat een 6- tot 8-kantige filmrol, waarvan in de hierbij afgedrukte figuur een enigszins overdreven voorstelling is gegeven. Nu heeft speciaal de verse kleurencopie, gezien haar chemische samenstelling, reeds van nature een sterke nei ging lot bolling, zodat men bij nieuwe films spoedig last van dit euvel zal ondervinden in de vorm van meer of minder hevige onscherpte bij de projectie, waartegen weinig of niets te doen valt. Ten onrechte tracht men soms door het verhogen van de scheendruk de onscherpte te verminderen. Dit middel is evenwel erger dan de kwaal. De onscherpte kan men hiermede in het gunstigste geval iets verminderen doch niet opheffen en men loopt kans op perforatiebeschadiging en extra slijtage van de tamboer als gevolg van de dan te zware scheendruk. Men kan het euvel van bedoelde bolling echter op even effectieve als eenvoudige wijze tegengaan en meestal zelfs geheel opheffen door de film in de eerste plaats steeds of althans zoveel mogelijk met de doffe zijde naar buiten op te spoelen en verder te zorgen voor een vol doende vochtigheidsgraad in de cabine en eventuele opslagruimte(n). Hierbij moet wel worden bedacht dat, wanneer de emulsie aan langdurige uitdroging is blootgesteld, zij haar vermogen verliest om voldoende vocht op te nemen, in welk geval de copie in kwestie zeer bros en daardoor onbruikbaar wordt. Met het opspoelen met de doffe zijde naar buiten be reikt men dat het doorgebogen middengedeelte van de film de diameter van de filmrol gaat bepalen en dat de zijkanten van de film zich daaraan gelijkmatig aanpassen. Men zou ons nu kunnen tegenwerpen, dat het niet in iedere projector mogelijk is de film met de doffe kant naar bui ten af te spoelen. Dit is juist en in die gevallen zit er niets anders op dan de film na iedere laatste voorstelling met de doffe kant naar buiten om te nikkelen, hetgeen betekent dat voor de volgende voorstelling twee keer extra omgespoeld zal moeten worden. Deze moeite weegt evenwel ruimschoots op tegen de narigheid van een voortdurend wisselende beeldscherpte tijdens de projectie. Bij het merendeel van de in ons land in gebruik zijnde projectoren is het echter soms na het aanbrengen van een kleine verandering in of aan de boventrommel mogelijk de film ook in de projector met de doffe kant naar builen af te wikkelen. Ter oriëntering merken wij nog op dat de opwikkelmethode met de doffe zijde naar bui ten in tegenstelling tot Europa, in Amerika algemeen ge- 28

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1958 | | pagina 28