dat de verschuldigdheid van de ingestelde vordering geheel door gedaagde is erkend en dat deze vordering door de aan de Com missie overgelegde bescheiden wordt gestaafd; dat de vordering derhalve moet worden toegewezen en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld tot betaling van het verschul digde bedrag ad in twee termijnen en wel uiterlijk op 31 Mei 1958 een bedrag van en uiterlijk op 30 Juni 1958 een bedrag van dat gedaagde voorts moet worden veroordeeld tot betaling van de geschilkosten, die zijn bepaald op 50, RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting uiterlijk op 31 Mei 1958 te betalen een bedrag van en uiterlijk op 30 Juni 1958 een bedrag van VEROORDEELT gedaagde voorts in de geschilkosten bedra gende 50, Aldus gewezen te Amsterdam 14 Mei 1958. Inzake UNIVERSAL INTERNATIONAL FILMS NEDERLAND N.V., gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende aldaar aan de Kei zersgracht 698, eiser, contra A. MATTON, exploitant van het City Theater te Uitgeest en wonende aldaar aan de Verzetstraat 2, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder- landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage- Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 18 April 1958 een geschil contra ge daagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op Woensdag 14 Mei 1958 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam; dat van eiseres bericht is ontvangen, dat zij niet in de ge legenheid is ter zitting te verschijnen, weshalve zij verzocht heeft buiten haar aanwezigheid dit geschil af te doen; dat gedaagde niet is verschenen en dat van hem generlei bericht van verhindering is ingekomen OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten en arti kel 1 van het Arbitrage Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitrage-reglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-Bond; dat eiseres heeft gesteld, dat zij aan gedaagde ter vertoning in de week van 10^ tot 17 Januari 1958 geleverd heeft de film „Geef 'm de sporen", maar dat gedaagde in gebreke is gebleven een recette-staat aan eiseres te doen toekomen, zodat eiseres niet in staat is na te gaan of het bedrag van dat gedaagde als filmhuur aan eiseres heeft overgemaakt in overeenstemming is met de contractuele condities; dat de vordering van eiseres steunt op artikel 9 van de Alge mene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van de Ne derlandsche Bioscoop-Bond, waarvan de laatste alinea luidt als volgt „Wanneer, gelijk in de voorlaatste alinea is bepaald, de auteurs- prijs is bedongen als aandeel in de opbrengst, al of niet met ga rantie, zal uiterlijk op de Maandag, volgende op elke vertonings- week, waarin de film(s) is (zijn) vertoond, een door de huurder getekende gespecificeerde opgave van de opbrengst in het bezit van de verhuurder moet zijn, en is op het aan de verhuurder toekomende aandeel over die week het bepaalde in de tweede alinea van kracht, behoudens, dat de betaling daarvan dan moet geschie den op de Dinsdag, volgende op de voorzegde Maandag." dat voorts in aanmerking moet worden genomen, dat in artikel 10 van het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden is bepaald, dat in vertoningsovereenkomsten de auteursprijs (filmhuur) uitsluitend mag worden bedongen in de vorm van een aandeel in de op brengst van de betreffende hoofdfilms; dat uit het vorenstaande volgt, dat de laatste alinea van artikel 9 der Bondsvoorwaarden in het onderhavige geval van toepassing is; dat eiseres derhalve terecht gevorderd heeft vast te stellen, dat gedaagde verplicht is haar een door hem gespecificeerde opgave van de opbrengst van de film „Geef 'm de sporen", vertoond in de week van 10-17 Januari 1958 in het City Theater te Uitgeest te zenden; dat gedaagde moet worden veroordeeld in de geschilkosten be dragende 50, RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VERKLAART, dat gedaagde verplicht is aan eiseres te doen toekomen een door hem gespecificeerde opgave van de opbrengst van de film „Geef 'm de sporen", vertoond in de week van 10-17 Januari 1958 in het City Theater te Uitgeest; VEROORDEELT gedaagde in de geschilkosten bedragende 50,— Aldus gewezen te Amsterdam op 14 Mei 1958. O----- Inzake J. VAN BENTUM, exploitant van het Astra Theater te Wasse naar en wonende aldaar aan de Langestraat 32, eiser, contra N.V. METRO GOLDWYN MAYER FILMMAATSCHAPPIJ, gevestigd te Amsterdam, en kantoorhoudende aldaar aan de We teringschans 28, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage- Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiser bij request d.d. 12 Maart 1958 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op Woensdag, 14 Mei 1958 op het Bondsbureau, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam; dat eiser niet is verschenen, doch met een brief d.d. 12 Mei 1958 kennis heeft gegeven van zijn verhindering om bij de zitting aanwezig te zijn, in welke brief hij zijn standpunt nader heeft uiteengezet, weshalve van deze brief een afschrift aan dit vonnis is gevoegd, hetwelk beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat wel verschenen is de heer E. E. Johannes, gemachtigde van gedaagde; dat de heer Johannes namens gedaagde na kennis genomen te hebben van voormelde brief van eiser d.d. 12 Mei 1958 in hoofd zaak heeft verklaard, dat hij zich niet precies herinnert in welke bewoordingen gedaagde destijds aan eiser een toezegging heeft ge daan met betrekking tot het eventueel leveren van films voor vertoningen in Wassenaar in andere gebouwen dan eisers bioscoop, maar dat deze toezegging hierop neerkwam, dat gedaagde zonder voorafgaand overleg met eiser geen films zou leveren aan reis bioscopen om in Wassenaar voorstellingen te geven; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten en arti kel 1 van het Arbitrage Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-Bond; 35

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1958 | | pagina 35