Amsterdam
als centrum Tan het filmbedrijf
Behoefte aan centralisatie
De Filmkeuring in Den Haag
In de meeste landen is het filmbedrijf min of meer
gecentraliseerd in een bepaalde stad. Denkt men in
Frankrijk aan film, dan denkt men aan Parijs. Het Bel
gische filmbedrijf is geconcentreerd in Brussel en daar
zelfs voornamelijk in één bepaalde straat: de Koninklijke
Straat of Rue Royale. Hetzelfde geldt voor Engeland: de
Londense Wardourstreet is een begrip voor de internatio
nale filmwereld. De oorlog en zijn nasleep zijn er oorzaak-
van, dat in Duitsland de zaak iets anders ligt: daar bevindt
zich meer dan één centrum. Ook in de Verenigde Staten
is dat, door weer andere oorzaken, het gevalde film-
handel is er voor een belangrijk deel geconcentreerd te
New York en de filmproductie speelt zich geheel te Holly
wood af. Dat is een gevolg van het feit, dat weliswaar
New York het grote Amerikaanse zakencentrum is, maar
dat men zich, toen de film nog in de babyschoenen stond,
filmopnamen niet kon denken zonder zon en er nu een
maal aan de Amerikaanse westkust meer zon is dan in het
oosten. Later bouwde men in het westen ook de studio's.
Er is nu in de laatste tijd een ontwikkeling gaande, waarbij
ook de filmhandel zich naar Hollywood verplaatst.
Al is er in Amsterdam geen Wardourstreet, geen
Avenue des Champs-Elysées, geen West Street of Sunset
Boulevard en ook geen Koninklijke Straat, waar men de
kantoren van de belangrijkste organisaties en op de voor
grond tredende ondernemingen van het filmbedrijf naast
elkaar aantreft, het is toch onmiskenbaar het centrum,
het hart van het Nederlandse filmwezen.
Dat was het feitelijk al geworden, in de jaren dat de
film haar zwerversbestaan verwisselde voor meer per
manente residenties, in de tijd dat men nog ïïïmrollen
tegen een vaste prijs per lengte-eenheid of per gewicht
kocht en verkocht in plaats van het vertoningsrec/u op
bepaalde filmverdere te verwerven tegen een auteursprijs
in de vorm van een vast bedrag of van een aandeel in de
recettes. Zo ongemerkt, bijna vanzelfsprekend zou men
zeggen, was Amsterdam het ontmoetingspunt geworden
van allen, die in het zich geleidelijk ontwikkelende film
bedrijf hun bestaan vonden, die des Maandags op de film
beurs met elkaar van gedachten wisselden over de vele
moeilijkheden waarmede het jonge bedrijf en zijn nog
jongere plaatselijke of gewestelijke organisaties van bio
scoopexploitanten te kampen hadden.
Het is dus begrijpelijk, dat daar, op de Amsterdamse
filmbeurs, welke toen in Café „Schiller" aan het Rem-
brandtplein werd gehouden, in de jaren na de eerste
wereldoorlog voor het eerst de roep naar eenheid werd
gehoord, die leidde tot de stichting van de Bond van
Exploitanten van Nederlandsche Bioscope Theaters, weTke
later, na toetreding van filmverhuurders en filmfabrikan
ten, onder de naam Nederlandsche Bioscoop-Bond uit zou
groeien tot een centrale, alle bedrijfstakken omvattende,
organisatie van het Nederlandse filmwezen. En het is
even logisch, dat deze nieuwe organisatie Amsterdam als
zetel koos en deze stad steeds trouw is gebleven.
Voordien had het film- en bioscoopbedrijf zich beperkt
tot plaatselijk optreden en dat was begrijpelijk, want ook
de overheid had haar bemoeiingen met film en bioscoop
nog niet gecentraliseerd: er was nog geen Bioscoopwet,
de Centrale Filmkeuring bestond nog niet. De film- en
bioscoopmensen hadden dus voornamelijk te maken met
plaatselijke toestanden en met de autoriteiten van gemeen
ten: met het verbod van films door burgemeesters, met
plaatselijke pogingen, de leeftijdsgrenzen voor filmbezoek
zo hoog mogelijk op te schuiven, met kwesties van belas
tingen, electriciteitstarieven, enz. Ze hielden zich niet of
nauwelijks met film problemen bezig, ze hadden het te
druk met allerlei grotere en kleinere zakelijke belangen,
die op locaal niveau moesten worden geregeld.
Er was in die tijd ook nog geen zuiver afgebakend film
bedrijf bioscoop en variététheater gingen in elkaar over,
bioscoopeigenaren waren tezelfdertijd variétédirecteuren.
Filmpjes en variéténummers maakten immers in de begin
jaren van de cinematografie meestal deel uit van één
programma en later kwamen toch veel in dezelfde zalen,
waar op bepaalde dagen films werden vertoond, op andere
dagen variété- en revue-artiesten op de planken.
Langzamerhand ontstond echter de behoefte aan
centralisatie er waren tenslotte belangen, die alle bio
scoopeigenaren in het gehele land gemeen hadden, het
jonge filmbedrijf werd van lal van kanten belaagd en
zeker toen er plannen waren de filmkeuring te centrali
seren, was er alle aanleiding, ook in de filmbedrijfsorga
nisaties tot concentratie van krachten over te gaan. Zo had
men reeds geruime tijd de behoefte gevoeld aan een
nauwer en meer bestendig contact met een andere belang
rijke tak van het filmbedrijf, de filmverhuur. De heer
sende wantoestanden zoals het te laat doorzenden van
films, het zoekraken van reclamemateriaal, het bescha
digen en verbranden van kopieën als gevolg van ondes
kundige behandeling maakten een geregelde samenwerking
tussen bioscoopdirecteuren en filmverhuurders noodzake
lijk. Weliswaar bestond er sedert 1919 een vereniging van
filmverhuurders, maar de verhouding tussen beide organi
saties was aanvankelijk niet al te best, hoewel de weder
zijdse belangen soms sterk verweven waren. Pas toen na
18 Juli 1921, de datum waarop in een reorganisatieverga
dering de Bond van Exploitanten van Nederlandsche
Bioscope Theaters werd omgedoopt in de Nederlandsche
Bioscoop-Bond, ook de filmverhuurders als lid tot de
Bond konden toetreden, kon er van een werkelijke con
centratie van de organisatorische krachten van het film
wezen sprake zijn. De meeste filmverhuurders kozen hun
domicilie in Amsterdam of omgeving, waar ook thans,
op enkele uitzonderingen na, de filmverhuurkantoren te
vinden zijn.
Het filmbedrijf nu centraliseerde zich te Amsterdam in
de Nederlandsche Bioscoop-Bond naast de bestaande
plaatselijke exploitantenorganisaties, die aanvankelijk als
zelfstandige verenigingen bleven bestaan. Vooral de ver
eniging van bioscoopexploitanten in het Noorden des
lands handhaafde zich nog jarenlang als afzonderlijke
organisatie.
Terwijl het filmbedrijf zich in Amsterdam centraliseer
de, werd de Centrale Commissie voor de Filmkeuring in
Den Haag gevestigd, waarin vooral een demonstratie °van
IS