Veertig jaren
Er is alle reden de vlag te hijsen nu onze organisatie
veertig jaar bestaat. Met dankbaarheid mag immers een
terugblik geworpen worden op de dag, dat een kleine
schare van bioscoopexploitanten na afloop van hun weke
lijkse zakelijke ontmoetingen in het hartje van Amsterdam
het initiatief nam tot het oprichten van een bedrijfsvereni
ging. Wanneer men gewicht moet toekennen aan de stijl,
waarmede verslagen uit die dagen gekenmerkt worden,
ging het om .,nog te redden wat te redden viel". De nood
moet dus wel hoog gestegen zijn na amper vijftien a twin
tig jaar exploitatie. Deze nood was zeker niet ontstaan uit
gebrek aan belangstelling van de zijde van het publiek
noch te wijten aan een verkeerd zakelijk beleid van de
toenmalige ondernemer. Zij bestond veeleer in een grote
mate van onzekerheid bij de bedrijfsuitoefening, waarvan
men zelf nog maar moeilijk de eisen, de mogelijkheden
en de gevolgen kon overzienonzekerheid veroorzaakt
door het ingrijpen van derden, die zonder kennis van
zaken, zonder begrip voor het nieuwe, vastgeroest in tra
ditie en vooroordeel via de politieke almacht van de bur
gemeester of de verordenende bevoegdheid van gemeente
besturen de ene beperking na de andere oplegden. „D e
bioscoop moet verdwijnen" was een leus, waar
in dit streven zich nog lang na 1918 zou uitleven.
Onzekerheid was er ook, omdat de leverantie van films
niet voldoende geregeld was en processen gezien het dyna
misch karakter van de nieuwe bedrijfstak èn om hun lange
duur èn om het weinige begrip dat men bij de rechter
vreesde, geen oplossing konden brengen. Dit gold even
eens voor de filmexploitatie, die men meer belichaamd
zag in het bezit van het celluloid dan in een nauwkeurige
omschrijving der vertoningsrechten. De exclusiviteit van
het auteurs- en vertoningsrecht had in deze nieuwe handel
nog niet het nodige begrip gevonden en de weg om schen
ding tegen te gaan was niet afgebakend.
Men wilde vooral ook i Ngenover overheid en publiek,
gezien de laatdunkendheid, vaarmee men behandeld werd,
graag goodwill kweken en een selectie toepassen onder de
vogels van diverse pluimage, die in het nieuwe medium
een goede nering zagen, maar wier naam en faam te wen
sen overliet; evenals men behoefte had bij het ontbreken
van een centrale filmkeuring aan middelen om zedelijk
ongewenste produkten te weren. Bovendien had de wet
gever de voorbereiding ter hand genomen van een wette
lijke voorziening bij het toezicht op de uitoefening van
het- bioscoopbedrijf, waarvan men weinig goeds duchtte.
Het „te redden wat er nog te redden viel" moet dan ook
niet als een hulpkreet gezien worden, maar als een optre
den, een actie om de eenmaal begonnen onderneming in
eigen hand te houden, haar te kunnen voortzetten en
handhaven. Wat zij voor hun zaken deden op
dat ogenblik deden zij voor ons allemaal.
Het initiatief van 11 Februari 1918 van L. C. Barn-
stijn, J. G. Ehrenfeldt, D. Hamburger, R. Minden, L. de
Ridder en J. Silvius samen met de eerste vijftig tekenaars
van de presentielijst was daarom voor ons bedrijf van
historische betekenis. De dag van de viering van het veer
tigjarig bestaan van de Bond dient in de eerste plaats te
hunner herdenking te zijn.
Het ligt voor de hand, dat een organisatie onder zulke
omstandigheden tot leven gekomen, meer dan welke on
dernemersvereniging ook, veeleer als de toenmalige arbei
dersorganisaties, een samengaan was tot afweer en strijd.
Jaren heeft het geduurd voor bij het bedrijf laat staan
bij de overheid begrip is gevonden. Eerst in 1928 waren
alle bioscoopexploitanten en verhuurders lid en eerst in de
jaren 1952 tot 1955 alle producenten en fabrikanten. De
redactie van het Bioscoopbesluit van 22 December 1927,
de opneming van een vertegenwoordiger van de bedrijfs
organisatie als adviserend lid in de Huishoudelijke Com
missie voor de Filmkeuring dragen onbetwistbaar de spo
ren van later overleg tussen overheid en bedrijfsorgani
satie en mogen worden aangemerkt als een vrucht van niet
aflatende activiteit en waakzaamheid. Zij getuigen mede
van het zich wijzigend inzicht der overheid.
En wat de belasting aangaat moge men helaas niet heb
ben kunnen verhinderen, dal deze verviervoudigd werd
zij steeg namelijk van een gemiddelde van 5 tot ruim
20 de overschrijding van dit laatste percentage
telkens als een casus belli te hebben opgeworpen en door
vaak spectaculaire en kostbare strijd teniet te hebben
gedaan, is een notoire verdienste van het vooroorlogs
organisatorisch bestel. De kracht die daarbij kon ontwik
keld worden putte men natuurlijk in de eerste plaats uit
het saamhorigheidsgevoel, dat de bedrij f sgenoten bijeen
bracht door de belaging van buitenaf, maar ze werd toch
in het bijzonder tot een geducht wapen gesmeed, doordat
in de loop der jaren leveranciers en afnemers, over geheel
de wereld verdeeld en eikaars tegenpolen, in Nederland
hebben ingezien, dat, welke belangen hen ook verdeeld
mogen houden, bemoeienis van derden, strijd hiertegen
en sanering van interne verhoudingen hen samenbond.
Niet een federatief verband, maar een opgaan in een
organisatie met afdelingen en paritaire vertegenwoordi
gingen in bestuurs-, arbitrage- en besluitvormende colle
ges is de consequentie geworden van dit inzicht en de
grondslag voor de vruchtdragende organisatorische arbeid
der latere jaren. Nergens ter wereld heeft men daarom
een organisatorische kracht kunnen ontwikkelen als in ons
land, maar ook nergens ter wereld wordt de filmleverantie
wekelijks gecontroleerd en contant voldaan met sanctie
op wanbetaling. Nergens is dank zij dit samengaan de
techniek van de filmhandel, die de grondslag vormt van
de regelmatige en zonder sloornissen verlopende filmver
toning, zo minitieus ontwikkeld als hier, nergens zijn de
wederzijdse rechten en verplichtingen van leveranciers en
afnemers zó nauwkeurig omschreven en nergens-kunnen
inbreuken zo snel worden hersteld als gevolg van bin
dend arbitrale beslechting van geschillen, in de loop der
jaren een jurisprudentie vormend, die een bron is van
bedrijfsvoorlichting. Wanneer we nog noemen de statutaire
en reglementaire herziening in de jaren tussen 1927 en
1933, die het organisatorische huis in elkaar zetten, de
inrichting van een Bondsbureau, dat de organisatie een
effectief administratief apparaat verschafte, de bedrijfs-
reglementering op het terrein van vestiging, minimum
prijzen en filmvertoning, toen de nood aan de man kwam
in de crisisjaren tussen 1933 en 1938, dan hebben we
daarmede de voorloorlogse Bondsontwikkeling in grote
lijnen geschetst.
3