dat hij tenslotte bij het verhoor van de onjuistheid van zijn ziens wijze overtuigd zijnde, heeft toegezegd voortaan overeenkomstig de algemeen gevolgde gedragslijn te zullen handelen; dat uit de beschikbare gegevens evenwel is komen vast te staan dat de heer Vrolijk ook na de datum van het verhoor geen wijziging heeft gebracht in zijn methode van afrekenen, weshalve hij het Con- tributiebesluit, het Bumabesluit en artikel 8 van de Bondsvoorwaar- den op ernstige wijze heeft overtreden; dat het Hoofdbestuur heeft besloten ditmaal nog te volstaan met de heer Vrolijk de straf van boete ten bedrage van 100.op te leggen, zulks onverminderd zijn verplichting om met ingang van de vertoningsweek van 13 tot 20 Juni 1958 af te rekenen over de entreeprijzen met inbegrip van de vergoeding van 0.10 en voor zover nog op de gewraakte manier is afgerekend binnen een week na deze ten genoegen van het Hoofdbestuur de sedert 13 Juni 1958 opeisbare Bondsbijdragen en filmhuren aan te zuiveren; dat wanneer de heer Vrolijk onverhoopt mocht volharden in de tot dan toe toegepaste methode van afrekenen het Hoofdbestuur zich alsdan genoopt zou zien hem een zwaardere straf als bedoeld in artikel 15 der Statuten op te leggen. Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft op grond van artikel 15 der Statuten voor zijn vergadering 'van 15 Juli 1958 opgeroepen de heer C. M. Westland te Wageningen ter zake van het feit: dat hij in strijd heeft gehandeld met het Contributiebesluit en het Bumabesluit, doordat hij in gebreke is gebleven met de voldoening van contributie en Bumabijdragen voor wat be treft de door hem geëxploiteerde bioscopen Luxor Theater en City Theater, beide te Wageningen. Naar aanleiding van deze overtreding heeft het Hoofdbestuur be sloten hem de straf van waarschuwing op te leggen, met dien ver stande dat indien de achterstallige Bondsbijdragen van in totaal niet uiterlijk op 28 Juli 1958 zullen zijn voldaan in ieder geval de straf van boycot zal volgen. Dit besluit, hetwelk zal wor den gepubliceerd, is genomen op grond van de overwegingen: dat de heer C. M. Westland ondanks diverse aanmaningen van de zijde van het Bondsbureau in gebreke is gebleven met de voldoening van contributie en Bumabijdragen over een tijdvak van 7 Februari tot 4 Juli 1958, zodat zijn schuld uit dien hoofde bedraagt; dat hij ter zake van deze overtredingen van het Contributiebesluit en het Bumabesluit is opgeroepen om te worden gehoord, maar dat hij niet ter vergadering is verschenen, noch op andere wijze op de oproeping heeft gereageerd; dat de heer Westland laatstelijk op 19 Februari 1958 voor over tredingen van dezelfde besluiten eveneens op grond van artikel 15 der Statuten is opgeroepen; dat het Hoofdbestuur bij die gelegenheid heeft besloten voorals nog geen straf op te leggen, mede in aanmerking genomen het feit, dat de heer Westland na ontvangst der oproeping onmiddellijk tot betaling van zijn achterstallige Bondsbijdragen is overgegaan, maar dat hij nadien opnieuw op grove wijze het Contributie- en Buma besluit beeft overtreden en alle aanmaningen van het Bondsbureau tot nakoming van zijn verplichtingen heeft genegeerd; dat het Hoofdbestuur nochtans in de verwachting, dat de heer Westland zich voortaan stipt zal houden aan de bepalingen der onderwerpelijke besluiten, wil volstaan met hem de straf van waar schuwing op te leggen als bedoeld in artikel 15 der Statuten in dier voege, dat wanneer hij de verschuldigde Bondsbijdragen uiter lijk op 28 Juli 1958 niet zal hebben voldaan, de straf van boycot zal volgen; dat de straf van boycot in de toekomst bovendien onverwijld en zonder nadere kennisgeving zal worden opgelegd, zo dikwijls de heer Westland opnieuw in strijd handelt met het Contributie- en het Bumabesluit. Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft op grond van artikel 15 der Statuten voor zijn vergadering van 4 November 1958 opgeroepen de N.V. Haghefilm ter zake van de klacht: dat de N.V. Netherlands Fox Film Corporation bij de ver huur van het Nederlands filmjournaal van de N.V. Haghe film, „Spiegel van Nederland", betrokken zou zijn op een wijze, die niet in overeenstemming is te achten met de in schrijving in het Bedrijfsregister van laatstgenoemd bedrijf, gelet op de brief, welke het Hoofdbestuur op 14 November 1957 eveneens met het oog op de verhuur van het onderhavige journaal aan de N.V. Haghefilm heeft gericht. Aangezien het Hoofdbestuur uit hetgeen tijdens dit verhoor, waarbij ook de N.V. Netherlands Fox Film Corporation was ver tegenwoordigd, naar voren is gekomen, is gebleken, dat de N.V. Haghefilm in strijd heeft gehandeld met de algemene belangen van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf door ondanks het gestelde in vorengenoemde brief van 14 November 1957 bij de verhuur van het journaal „Spiegel van Nederland" gebruik te blij ven maken van de diensten van de N.V. Netherlands Fox Film Corporation, dan wel van personen die tot de staf van dit filmver huurkantoor behoren, heeft het College besloten haar de straf van waarschuwing als bedoeld in artikel 15 der Statuten op te leggen en deze straf te publiceren. Dit besluit is genomen op grond van de overwegingen dat de N.V. Haghefilm op 28 October 1957 door het Hoofdbe stuur is gehoord op grond van artikel 15 der Statuten wegens handelingen in strijd met de algemene belangen van het Neder landse film- en bioscoopbedrijf door, met de wetenschap dat de N.V. Netherlands Fox Film Corporation geen inschrijving in het Bedrijfsregister bezit voor wat betreft de verhuur van Nederlandse journaalfilms, de verhuur van het Nederlands journaal, waarvoor aan de N.V. Haghefilm krachtens de desbetreffende beslissingen van de Commissies Nieuwe Zaken toestemming is verleend, te cede ren aan genoemde vennootschap; dat de N.V. Haghefilm bij het verhoor op 28 October 1957 heeft verklaard, dat er geen verbintenis van welke aard ook bestaat tussen haar vennootschap en de N.V. Netherlands Fox Film Cor poration met betrekking tot de verhuur van het bedoelde journaal en er in het bijzonder geen sprake is van een cessie van de ver huur hiervan aan Fox en dat de staf van Fox zich weliswaar met de verhuur van het journaal heeft bezig gehouden, maar zulks als een tijdelijke vriendendienst ten behoeve van een zakelijke relatie is te beschouwen; dat het Hoofdbestuur de N.V. Haghefilm met zijn brief van 14 November 1957 er op heeft gewezen, dat de scheiding welke doel bewust in het Algemeen Bedrijfsreglement is aangebracht tussen de bedrijfstakken van een filmverhuurkantoor voor wat betreft het verhuren van Nederlandse en buitenlandse journaalfilms echter al heel weinig te betekenen zou hebben, indien zij ook niet scherp wordt doorgevoerd bij de exploitatie van deze bedrijfstakken, het geen hier geenszins het geval is; dat het Hoofdbestuur de N.V. Haghefilm voorts heeft laten we ten, dat het College wil aannemen dat er geen overeenkomst tussen haar en de N.V. Netherlands Fox Film Corporation is gesloten betreffende de verhuur van het bewuste journaal, maar onder haar aandacht heeft gebracht dat de toegepaste verhuurmethode niette min de indruk wekt, dat Fox het journaal al of niet in samen werking met haar verhuurt, terwijl juist, in aanmerking genomen dat Fox geen inschrijving in het Bedrijfsregister bezit voor de verhuur van Nederlandse journaalfilms, iedere schijn vermeden dient te worden dat deze onderneming zich met de verhuur van een Nederlands journaal inlaat; dat de N.V. Haghefilm met vorenaangehaald schrijven te ver staan is gegeven, dat de gesignaleerde wijze van verhuur gemak kelijk verwarring bij de bedrijfsgenoten kan doen ontstaan en mede hierdoor verhuurpolitieke consequenties kan veroorzaken welke uit hoofde van de reglementaire voorzieningen op dit stuk en gelet op de inschrijvingen in het Bedrijfsregister van deze vennootschap en de N.V. Netherlands Fox Film Corporation ongewenst zijn, nog daargelaten dat het Hoofdbestuur hierin aanleiding zou kunnen vinden te onderzoeken in hoeverre het de inschrijving van de N.V. Haghefilm in het Bedrijfsregister voor de uitoefening van de be drijfstak in kwestie, te weten het verhuren aan bioscopen van Nederlandse journaalfilms, dient te handhaven; dat het Hoofdbestuur de N.V. Haghefilm echter heeft bericht, dat het, er van uitgaande dat zij zich blijkbaar niet bewust is ge weest van het feit, dat de gepleegde handelwijze in strijd is te beschouwen met de algemene belangen van het Nederlandse film en bioscoopbedrijf, het opleggen van een straf als bedoeld in artikel 15 der Statuten vooralsnog achterwege heeft willen laten, daarbij de verwachting uitsprekende dat de verhuur van het onder werpelijke journaal voortaan zal geschieden in overeenstemming met haar inschrijving in het Bedrijfsregister; dat uit de thans ter kennis van het Hoofdbestuur gebrachte feiten valt af te leiden, dat er sedert de brief van 14 November 1957 nog niets aan de situatie is veranderd en dat niet alleen een in het bedrijf zeer bekende vertegenwoordiger van de N.V. Nether- 52

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1958 | | pagina 51