Nieuws uit het buitenland Liberalisering Tan de filmhandel Congres Tan de C.I.D.E. De Commissie voor de Onzichtbare Trans acties (Comité des Transactions Invisibles) van de Organisatie voor de Europese Econo mische Samenwerking (O.E.E.S.) is Maart j.1. wederom te Parijs in vergadering bijeengekomen en heeft zich onder meer bezig gehouden met de bestude ring van verdere maatregelen ter liberalisering van de filmhandel. Zoals bekend streeft de O.E.E.S. naar de vrijmaking van de intra-Europese handel en de vergemakkelijking van het betalingsverkeer tussen de zeventien aangesloten Europese landen benevens Canada en de Verenigde Sta ten van Amerika, en inzonderheid naar de opheffing van de kwantitatieve en kwalitatieve beperkingen. Dat wil dus zeggen, dat de O.E.E.S. zich bezig houdt met de be studering van de mogelijkheden en de maatregelen ter bevordering van de liberalisatie niet alleen op het ge bied van de reële transacties in het internationale goe deren-, diensten- en kapitaalverkeer, maar ook op dat van de onzichtbare transacties. Onder deze laatste vallen onder meer: auteursrechten, octrooien, teke ningen, fabrieks- of uitvindersmerken (octrooiverlenin gen, licenties en overschrijvingen voortvloeiende uit oc trooiverleningen en licenties), belichte films, commer ciële films, voorlichtingsfilms, opvoedkundige films (huur, rechten, sub-scripties, kopie- en synchronisatie- kosten) enz. Het is de Commissie voor de Onzichtbare Transacties, welke speciaal tot taak heeft na te gaan hoe de liberali satie op dit gebied kan worden bevorderd en zij heeft reeds het vorige jaar (zie de aflevering van September/ October van dit blad) een reeks van aanbevelingen ter zake van de geleidelijke vrijmaking van de filmhandel aan de bij de O.E.E.S. aangesloten landen doen toekomen. Dat de eventuele aanvaarding van dergelijke maatrege len de betrokken landen voor heel wat problemen zal stellen, zal zelfs de onverbeterlijkste optimist begrijpen. Immers de verhouding op dit gebied tussen deze landen onderling wordt niet uitsluitend beheerst door tarieven van in- en uitvoer en van belastingen, maar door een heel arsenaal van handelspolitieke maatregelen, gedeel telijk gehanteerd via een ingewikkeld stelsel van bilaterale en multilaterale verdragen, terwijl bovendien de opvat tingen der onderscheiden regeringen op het punt van de opheffing van beperkingen van de filmimport en van de subsidiëring van de filmindustrie wel zeer sterk uiteen lopen. Zo is het bijvoorbeeld bekend, dat Duitsland be reid is zijn filmcontingenteringen terstond op te heffen, mits daar anderzijds tegenover staat de garantie van een volledige vrijheid van het overheids- en het particuliere filmbedrijf, alsmede afschaffing van subsidiëringen en andere protectionistische maatregelen terzake van het na tionale filmwezen. Hoewel de regeringen van Frankrijk en Italië in beginsel niet ongeneigd schijnen te zijn Bonn wat de eerstgenoemde voorwaarde betreft een eindweegs tegemoet te komen, hebben zij zich tot dusver tegen iedere door het buitenland gewenste herziening van haar film- subsidiepolitiek energiek verzet. Dit verschil van opvatting trad onder meer weer eens aan de dag tijdens de in Maart j.1. te Parijs gehouden be sprekingen, waar de meeste landen zich tegen het door de Duitsers voorgestane systeem van bilaterale filmcon tingenteringen hebben verzet. Zij prefereren namelijk het vaststellen van globale filminvoercontingenten, dat door de O.E.E.S. bij wijze van overgangsmaatregel naar een volledige liberalisatie van de filmhandel wordt gepropa geerd. Maar Bonn zou zijnerzijds het antwoord willen weten op de vraag of een eventueel voor de filminvoer uit de Europese landen in de Bondsrepubliek vast te stellen globaal contingent dan ook voor Amerikaanse films zou moeten gelden wat het niet gaarne zou wil len welke vraag voorlopig nog niet beantwoord is. Van Duitse zijde werd nogmaals te kennen gegeven, dat een volledige liberalisering van de filminvoer onder bepaalde omstandigheden acceptabel zou kunnen zijn, mits de overige Europese landen hun subsidiëringen van de speelfilmproductie zouden schrappen. Deze these ont moette een ongewoon scherp verzet bij de vertegenwoor digers van Frankrijk en Italië, later gesteund door die van Oostenrijk en Groot-Brittannië, die betoogden dat speelfilmsubsidies in concreto niet kunnen worden be schouwd als schadelijk voor de goede concurrentiever houdingen, maar veeleer als hulpverleningen in een sec tor van het particuliere bedrijfsleven. Eens te meer is het duidelijk geworden, dat de thans op een zo volledig mogelijke vrijhandel gerichte Duitse opvattingen en de protectionistisch geaarde Franse en Italiaanse denkbeelden niet zo gemakkelijk tot overeen stemming te brengen zijn. Niettemin heeft de Commissie voor de Onzichtbare Transacties in zijn laatste verslag opnieuw even onpartijdig aangedrongen op de opheffing van de filmcontingenteringen als op die van de film- subsidiëringen. De Internationale organisaties, welker leden auteurs rechten betalen en zich in 1954 verenigd hebben in „h e t Congres der Internationale Organisa ties betrokken bij de Verspreiding van G e es t e s w e r k en" („Congres des Organisations In- ternationales intéressées a la Diffusion des Oeuvres de 1'Esprit" of kortweg: C.I.D.E.), zijn enige tijd geleden voor de vijfde maal bijeengekomen, ditmaal te Bern, ter bespreking van auteursrechtproblemen welke inzonder heid de exploitatie van deze rechten betreffen. Aan deze vergadering werd onder meer deelgenomen door de Internationale Unie van Bioscoopexploitanten (Union Internationale de FExploitation Cinématogra- phique), de Internationale Federatie van Verenigingen van Filmproducenten (Fédération Internationale des As- sociations de Producteurs de Films), van welke beide organisaties de Nederlandsche Bioscoop-Bond lid is; voorts de Internationale Horeca (Fédération Internatio nale des Hoteliers, Restaurateurs et Cafetiers), de Al- liance Internationale de la Diffusion par Fil (A.I.D.), de Fédération Internationale de ITndustrie du Disque (I.F.P.I.) en de Union Européenne de Radiodiffusion (U.E.R.). Behalve met de „auteursrechten" in het algemeen heeft het congres zich in het bijzonder bezig gehouden met het voorontwerp van een internationale overeenkomst inzake 1»

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1959 | | pagina 14