Overeenkomst inzake uitwisseling van televisiefilms De ontwikkeling van deze denkbeelden en meer nog de wettelijke vorm, waarin zij gestalte zullen krijgen, is echter vanzelfsprekend niet alleen van groot belang voor het filmbedrijf, maar ook voor alle andere auteursrecht- gebruikers, zoals onder meer blijkt uit de gedachten- wisselingen, welke op de congressen van de C.I.D.E. plaats vinden. Als gevolg hiervan besloot deze organisatie tijdens haar vierde, in October 1957 te München gehouden, bij eenkomst een internationale werkcommissie voor de auteursrechten in het leven te roepen, waarin onder meer de Internationale Unie van Bioscoopexploitanten ver tegenwoordigd is. Verder heeft de C.I.D.E. in zijn laatste te Bern gehouden vergadering nog eens eenstemmig de te München aangenomen resolutie onderstreept, waarin het Congres zijn leden met klem uitnodigt hun nationale orga nisaties aan te bevelen alles in het werk te stellen om in hun respectieve landen te geraken tot een wettelijke rege ling van het juridische statuut van de film, in dier voege, dat onder alle omstandigheden: 1. de rechten welke noodzakelijk zijn voor de econo mische exploitatie van de film geconcentreerd zijn in de handen van de producent; 2. het eventuele „droit moral" („vaderschapsrecht") niet de exploitatie van de tot stand gekomen film mag belemmeren. Een nieuwe ontwikkeling Inmiddels doet zich bij de pogingen om tot een zo genaamde conventie inzake de „droits voisins" te geraken een nieuwe ontwikkeling voor. Van 18 tot 23 Augustus van het vorige jaar hebben namelijk te Genève de Per manente Commissie van de Berner Conventie en de Com missie van Regeringsvertegenwoordigers (Comité Inter- gouvernemental du Droit d'Auteur) van de Unesco ver gaderd om zich te beraden over een eventuele conventie, zulks in verband met de zeer uiteenlopende standpunten, welke door de onderscheiden regeringen terzake van de beide ontwerpen worden ingenomen. Aangezien de bij de totstandkoming van de beide ontwerpen betrokken inter gouvernementele organisaties Unesco, Berner Con ventie en Internationaal Arbeidsbureau bovendien een verschillende status hebben, werd door de directeu ren-generaal dezer lichamen besloten naar een oplossing te zoeken, welke zoveel als mogelijk rekening houdt met de bestaande verschillen, maar tegelijkertijd ook een ge meenschappelijk werkplan zou kunnen vormen, waarop men verder zou kunnen gaan. Daarbij werd vastgesteld, dat de verwezenlijking van een internationale bescher ming van de rechten van uitvoerende kunstenaars, ver vaardigers van fonografische opnamen en omroepen enerzijds vragen stelt, die vooral afhankelijk zijn van het auteursrecht of van rechten, welke aan de auteursrechtbescherming gebonden, daarmede verwant of daar aan analoog z ij n, en anderzijds economische en sociale problemen opwerpt, die sa menhangen met de nagestreefde be scherming. De directeuren-generaal kwamen tot het gemeenschappelijke standpunt, dat de eerstge noemde categorie van vragen onder de jurisdictie van de Berner Conventie en de Unesco valt, maar dat de tweede pro bleemgroep tot de competentie van het Internationaal Arbeidsbureau behoort. In verband hiermede hebben de drie directeuren-gene raal zowel aan de Permanente Commissie als aan de Commissie van Regeringsvertegenwoordigers voorgesteld de uitwerking van twee afzonderlijke, met de respectieve competenties der be trokken intergouvernementele organi saties overeenstemmende, internatio nale verdragen in overweging te nemen, welk voorstel is aanvaard. De mogelijkheid bestaat derhalve, dat de bescherming van uitvoerende kunstenaars, vervaardigers van fonogra fische opnamen en omroepen geregeld zal worden in twee geheel afzonderlijke internatio nale conventies, die elkaar zullen moeten aan vullen, namelijk: a) de Berner Conventie en de Unesco zullen een inter nationale conventie ontwerpen inzake de „droits voisins", en b) het Internationaal Arbeidsbureau zal een ontwerp- conventie opstellen terzake van de arbeidsrechte lijke verhoudingen tussen uitvoerende kuntenaars enerzijds en hun onderscheiden werkgevers, vooral de fabrikanten van fonografische opnamen en de omroepen, anderzijds. In de loop van dit jaar zullen beide ontwerpen wor den voorgelegd aan een nieuwe conferentie van deskun digen. Opdat deze conferentie vruchtbaar zal kunnen werken, is bepaald, dat voordien de belanghebbende kringen hun opvattingen schriftelijk aan genoemde com missies kenbaar zullen kunnen maken. De C.I.D.E heeft op haar te Bern gehouden vergade ring derhalve besloten een memorandum terzake voor te bereiden, dat aan de Permanente Commissie van de Ber ner Conventie zal worden overhandigd en waarin vooral ook het beginsel van de juridische ondeelbaarheid van de film zal worden vastgelegd. De Permanente Commissie van de Berner Conventie en de Commissie van Regerings vertegenwoordigers hebben namelijk tijdens haar in Augustus 1958 te Genève gehouden gemeenschappelijke vergadering eveneens besloten de mogelijkheden van het creëren van een juridisch statuut voor de film in studie te nemen, nadat een in Maart 1958 te Rome onder auspi ciën van de Italiaanse Regering gehouden congres van het filmbedrijf op het ontwerpen van een zodanig statuut had aangedrongen. (Zie aflevering no. 104 van dit blad.) Tijdens de te Bern gehouden bijeenkomst van de C.I.D.E. kwam eveneens ter sprake de in Juli 1958 te Parijs door deskundigen van de Raad van Europa opgestelde overeenkomst inzake de uitwisseling van pro gramma's door middel van televisiefilms, welke over eenkomst inmiddels op 15 December 1958 tot stand is gekomen. Aangezien, naast het streven naar een grotere eenheid tussen de Europese staten onderling, een van de doel stellingen van de te Straatsburg zetelende Raad van Europa is de bevordering van de economische en sociale vooruitgang van de Europese landen, welke van zijn organisatie deel uitmaken, heeft de Raad zich reeds jarenlang bezig gehouden met de vele rechtsvragen, welke worden opgeworpen door de toenemende uit- 15

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1959 | | pagina 16