zijn het onderling niet eens over de drijfveren tot de film- vervaardiging: de een zegt. dat hij een film voor zijn eigen plezier maakt, de ander daarentegen verklaart dat het „Part pour 1'art" in de filmproductie feitelijk niet bestaat. Velen moeten zich op dit randgebied bewegen. Iets anders is de vraag of het uitgangspunt „kunst" moet zijn ofwel „succes". „Wat is succes?" filosofeerde Frank Wisbar, die het „blasphemie" noemde als iemand zichzelf bij voorbaat als „kunstenaar" betitelt. „Kunstgewerbler" klinkt bescheide ner en men vergete niet. dat ook de „Kunstgewerbler" van lijd tot tijd iets zal produceren wat men als „kunst" zal beschouwen. Wat het begrip „succes" betreft, dit zag spreker op twee onderscheiden niveau's. De filmverhuurder, die de filmer financiert, kent maar één succes, namelijk een zo groot mogelijke financiële omzet. Anderzijds reflecteert deze omzet weer op de filmmaker, die zich „rustig" begint te voelen, wanneer al dadelijk veel mensen zijn film gezien hebben. Hoe sterker de reactie van het publiek, hoe meer hij zijn succes waardeert. Wisbar kon „succes" feitelijk niet anders definiëren dan: een film heeft succes als hij de maker voldoening geeft. De heer Spierdijk concludeerde, dat volgens Wisbars uiteenzetting de filmer toch ergens als kunstenaar een „boodschap" heeft te brengen en dat er in diens opvat tingen derhalve toch wel degelijk plaats is voor een „moralische Aufgabe", welke spreker zich slechts voor kan stellen als behorende tot de taak van een kunstenaar. Bert Haanstra geloofde, dat Frank Wisbar al te be scheiden was als hij zich liever „Kunstgewerbler" wilde noemen, terwijl anderen zichzelf bij voorbaat als „kunste naar" wilden betitelen. Maar „What's in a name? Als je met een werk bezig bent. hoop je iets goeds te maken". En met deze door een hartelijk applaus beloonde rustige opmerking, waarmede iedereen het eens was, bracht Haanstra de hoog opgelopen discussie weer in het goede spoor terug. De heer Hofstra stelde daarop de vraag aan de orde of de zogenaamde „nieuwe stroming" in de filmvervaardiging ook gekenmerkt wordt door keuze van stof zowel als van acteurs. Kiest men tegenwoordig andere acteurs dan vroeger? Neemt men bijvoorbeeld jongere mensen in hoofdrollen? Allereerst ontspon zich nog een korte gedachtenwisse- ling over de filmstof. waarbij Herman van der Horst naar voren bracht, dat „thema" of „verhaal" desnoods heel simpel kunnen zijn. maar het oplossen daarvan met filmische middelen is vakmanschap. Op de vraag van de heer Hofstra of men feitelijk wel verschil zou kunnen zien tussen de begrippen ..thema" en „story", antwoordde Haanstra. dat men bij de documen taire eerder over een „thema" zou kunnen spreken, terwijl de speelfilm veel nauwer aan een „story" gebonden is. Frangois Villiers was het hiermede volkomen eens: daar om is de filmer bij de documentaire veel vrijer dan bij de speelfilm. Zoals te verwachten was, ontstond een felle discussie over de verhouding van regisseur tot speler, toen de heer Boost opmerkte, dat de door de heer Hofstra ter discussie gestelde vraag feitelijk niet zou moeten slaan op „de keuze" maar op ..de betekenis" van de filmacteur in het algemeen. De heer Van Domburg achtte de rol van de acteur in de film niet groter dan die welke bij wijze van spreken een asbak of een bloemenvaasje daarin kan spelen. Hij meende, dat de opvattingen van de filmmakers op dit punt vrijwel overeenstemmen, maar niet die van de critici. Men was het er vrijwel over eens, dat het sterren systeem langzamerhand uit de mode raakt. Gabriel Axel vond. dat zelfs een groot acteur een film niet kan redden. Charles Huguenot van der Linden beklemtoonde, dat de Een blik in de loges op de openingsavond. V.l.n.r.: mevr. Hulsker, Dr. J. Hulsker, Chef van de Afdeling Kunsten van het Ministerie van Onderwijs. Kunsten en Wetenschappen, de heer Joh. Miedema, Voorzitter van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en mevr. Bosman- Hutsemakers. Op de eerste rij v.l.n.r.: mevr. Nassette, de heer Ch. van Biene. directeur van de N.V. Astra Film Mij., mevr. van Biene, de heer Ch. G. Matser, Burgemeester van Arnhem, mej. Bloemers en Mr. H. WBloemers. Commissaris der Koningin in de provincie Gel derland.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1959 | | pagina 10