waarin men zich uiten wil. Tot een anarchie in de film
productie mag en zal deze stroming dan ook niet leiden.
Anderzijds moet men jong talent, ook buiten de film
opleidingen om, gelegenheid geven tot ontplooiing. Een
stuwing in de richting van het beheersen der techniek is
daarom noodzaak; deze stuwing zd dan een vrijheid van
ideeën met zich brengen.
Na de lunch werd door een forum bestaande uit enige
vertegenwoordigers van het filmbedrijf, enkele docenten
die verbonden zijn aan de leergangen van het Filminsti
tuut en enkele cursisten gediscussieerd over de betekenis,
de mogelijkheden en de status van de Nederlandse film-
vakopleiding.
De discussie werd ingeleid met een korte uiteenzetting
van een der forumleden, de heer E. J. Verschueren, direc
teur van het Cinecentrum en de N.V. Multifilm te Hilver
sum, die zelf ten nauwste betrokken is geweest bij de
bestudering en voorbereiding van de mogelijkheden om
tot een Nederlandse opleiding voor het filmvak te komen.
Spreker concludeerde, dat alle bedrijfsleden het eens zijn
over het belang van een filmvakopleiding. omdat de
praktijk alléén een te gebrekkige basis vormt, aangezien
men over een welgefundeerde theoretische zowel als prac-
tische kennis van het vak dient te beschikken. Dit belang
voor ogen houdende kan men er met instemming kennis
van nemen, dat het Nederlands Filminstituut met steun
van de Nederlandsche Bioscoop-Bond reeds een begin
heeft gemaakt met een filmvakopleiding. Nu het begin er
eenmaal is, zal men een inzicht kannen krijgen in de
materiële eisen, welke de filmvakopleiding stelt.
Uiteraard zijn de vakorganisaties met deze bescheiden
opleiding nog niet tevreden, maar het Instituut wil het
niet bij deze beperkte opzet laten en streeft naar uit
breiding mei verdere leergangen, teneinde tot een volle
dige vakopleiding te komen. Spreker hoopte, dat zowel
bij de Rijks- als bij de gemeentelijke Overheid de erken
ning zal groeien hoe belangrijk dit werk voor de toe
komstige ontwikkeling van de Nederlandse filmproductie
is.
Onderscheiden vragen, door deelnemers aan deze con
gresdag gesteld, werden vervolgens beantwoord door het
forum, dat onder leiding stond van de heer D. van Stave
ren, Vice-Voorzitter van het Nederlands Filminstituut, en
waarin verder zitting hadden de heren J. Kramer, mede
werker van de Stichting Nederlandse Onderwijsfilm te
's-Gravenhage, W. de Vogel, Wetenschappelijk Directeur
van de Stichting Film en Wetenschap te Utrecht, A. Kool
haas, filmer en filmcriticus, en de heren W. de Wijs en
M. van Huystee. cursisten van het Nederlands Film
instituut.
Deze geslaagde congresdag werd besloten met de ver
toning van enkele korte filmpjes, vervaardigd door leer
lingen van het „Centro Sperimentale di Cinematografia"
te Rome.
Ondanks de moordende hitte waren vele jeugdige belangstellenden op deze congresdag aanwezig.
23