Nieuws uit het buitenland Topconferentie te Wenen Jaarvergadering F.I.A.P.F. In aansluiting op de van 8 tot 9 September te Wenen gehouden jaarlijkse algemene ledenvergadering van de Internationale Federatie van Verenigingen van Filmpro ducenten (F.I.A.P.F.) werd op 10 September aldaar een gemeenschappelijke conferentie gehouden van de F.I.A.P.F en de Internationale Unie van Bioscoopexploi tanten (U.I.E.C.) over de belangrijke vraagstukken, welke het gehele filmbedrijf raken. De Nederlandsche Bioscoop-Bond, die bij beide organi saties is aangesloten, werd op deze topconferentie ver tegenwoordigd door de heren Joh. Miedema, Voorzitter, en J. G. J. Bosman, Directeur, als gedelegeerden van de Bond bij de U.I.E.C. en de heer C. S. Roem als gedele geerde bij de F.I.A.P.F. De deelnemers aan deze bespreking, die de filmbedrij ven van meer dan twintig landen vertegenwoordigden, bleken unaniem van oordeel dat alleen door nauwe sa menwerking van alle bedrijfstakken een oplossing kan gevonden worden voor de problemen, waarmeede het film wezen wordt geconfronteerd. Deze eensgezindheid leidde tot het besluit een „Bureau International du Cinéma" (B.I.C.) in het leven te roepen als een top- organisatie van de nationale filmbedrijven, welke de be voegdheid zal krijgen de gemeenschappelijke belangen der aangesloten bedrijfsorganisaties te vertegenwoordigen. Tot de belangrijkste problemen, welke deze toporganisatie aan zal moeten pakken, behoren onder meer: de regeling van de verhouding tussen filmbedrijf en televisie; de af schaffing van de speciale belastingen onder meer de vermakelijkheidsbelasting waaraan de film in sommige landen is onderworpen en de bevordering van het peil van het internationale filmprogramma. Een commissie, bestaande uit de heren Monaco (Italië), Düby (Zwitser land), Trichet (Frankrijk) en Theile (Duitsland), kreeg de opdracht om de organisatie en het werkprogramma van het B.I.C. voor te bereiden. In verband met de op 10 September te Wenen gehou den topconferentie van exploitanten en producenten, hield de Internationale Federatie van Verenigingen van Filmproducenten aldaar op 8 en 9 September haar jaar lijkse ledenvergadering, die door de delegaties van meer dan veertien landen werd bijgewoond. De Nederlandsche Bioscoop-Bond was vertegenwoordigd door de heer C. S. Roem, Voorzitter van de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmproducenten. Auteursrechtelijke vraagstukken De rekening en verantwoording van het financieel be heer en de balans over 1958, alsmede de begroting voor 1959 werden zonder hoofdelijke stemming aanvaard. De heer Charles Delac, Ere-Voorzitter van de F.I.A.P.F., bracht aan de vergadering uitvoerig verslag uit over het op verzoek van het Bureau van de Berner Conventie door Prof. Lyon-Caen uitgebrachte rapport inzake een even tueel juridisch statuut van de film. Dit rapport zou een basis moeten geven aan het beraad dat in Augustus van het vorige jaar te Genève over dit onderwerp plaats ge vonden heeft tussen de Permanente Commissie van de Berner Conventie en de Intergouvernementele Auteurs- rechtcommissie (Comité Intergouvernemental du Droit d'auteur), welk beraad resulteerde in het besluit de moge lijkheden van het creëren van een juridisch statuut voor de film in studie te nemen. In verband met de voorberei ding van een nieuwe zitting heeft het Bureau van de Ber ner Conventie onderscheiden internationale organisaties, waaronder de F.I.A.P.F., gevraagd haar opvattingen naar voren te brengen met betrekking tot hetgeen in het rap port van Prof. Lyon-Caen wordt gesteld. De heer Delac wees er in zijn verslag op. dat het ge noemde rapport niet het standpunt van het filmbedrijf vertegenwoordigt en gaf in een uitvoerig commentaar een puntsgewijze uiteenzetting over de auteursrechtelijke vraagstukken, welke aan het ontwerpen van een juridisch statuut van de film verbonden zijn. De vergadering be sloot met algemene stemmen het verslag van de heer Delac ter kennis te brengen van het Bureau van de Berner Conventie en benoemde een juridische commissie, welke tot taak zal hebben de ontwikkeling op het gebied van het auteursrecht nauwlettend te volgen, daarover regelmatig te rapporteren en voorstellen tot harmonisering van de uiteenlopende auteurswetgevingen uit te werken. De afwijkingen, die er zijn op het gebied van de auteurswetgeving, bestaan in hoofdzaak tengevolge van het verschil tussen de in Duitsland, Luxemburg, Neder land, Oostenrijk, Zwitserland en de Scandinavische lan den levende rechtsopvattingen op dit gebied enerzijds en die in Frankrijk en Italië anderzijds. Daardoor ontstaan in de practijk complicaties, welke vermeden zouden kun nen worden. Een andere ontwikkeling op auteursrechtgebied, welke complicaties met zich dreigt te brengen, is de op 15 De cember 1958 door de Raad van Europa tot stand gekomen overeenkomst inzake de uitwisseling van televisiepro gramma's door middel van films. Dit onderwerp kwam ook ter sprake bij het vooroverleg, dat op de avond vóór de topconferentie in de kring van de U.I.E.C. plaats vond, hetgeen wel bewijst, dat men er zich van bewust is, dat deze al te haastig in elkaar getimmerde internationale overeenkomst (waarover reeds uitvoeriger werd bericht in no. 210 van „Film") niet zonder gevaar is voor de toe komstige ontwikkeling van het filmauteursreeht. Straffere reglementering van de internationale festivals Een ander agendapunt betrof de reglementering van de internationale filmfestivals. De vergadering verzocht de Raad van Beheer het aantal internationaal te erkennen filmfestivals zoveel als mogelijk is te beperken, teneinde een devaluatie van deze belangrijke manifestaties tegen te gaan en besloot voortaan alleen de festivals te erkennen, welke bewezen hebben zich aan het filmfestival reglement te houden. Dit reglement bepaalt onder meer: dat alle op een internationaal festival te vertonen buitenlandse films buiten iedere invoercontingentering of deviezenbeperking dienen te vallen; dat bij de beslissing inzake de erkenning rekening dient te worden gehouden met de behandeling, welke buitenlandse films in het algemeen in het betrokken land ondervinden; dat geen festival mag worden erkend, 10

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1959 | | pagina 11