onze huidige dynamische maatschappij,
zeer belangrijke bijdragen leveren tot het
leiden van de sociale veranderingen in
goede richting, en het slechten van de
muren, die wantrouwen, angst, haat en
misverstand hebben opgericht tussen vol
ken, rassen, ideologieën en klassen.
Het is ons niet mogelijk om in dit kort
bestek een samenvatting van alle inlei
dingen te geven, welke er gedurende de
filmstudieweek werden gehouden. Een en
kele zullen wij hier nog laten volgen. Voor
hen, die zich voor een uitvoerig overzicht
van het behandelde interesseren, geeft het
Nederlands Filminstituut een gedrukte sa
menvatting van alle referaten uit, gebun
deld in een handig boekje, dat tegen een
geringe vergoeding verkrijgbaar is asn het
adres van het Instituut, Nieuwe Doelen
straat 68 te Amsterdam.
Film en televisiein hoeverre
komen beide tegemoet aan
dezelfde behoeften van het
publiek
De heer H. Schaafsma, onafhankelijk
journalist, die onder meer de televisie
rubriek van de Nieuwe Rotterdamse Cou
rant verzorgt, hield zich bezig met de
vraag in hoeverre film en televisie beide
tegemoet komen aan dezelfde behoeften
van het publiek.
Een vergelijking van film en televisie is
tegelijk aantrekkelijk en riskant. Beide
zijn audio-visuele hulpmiddelen, maar
voor de film is het visuele element be
palend, terwijl naar sprekers mening voor
de televisie het auditieve en het visuele
element vrijwel gelijkwaardig zijn, al gaat
dit, psychologisch beschouwd, niet hele
maal op.
Spreker zou willen stellen, dat de film,
toen zij werd tot bioscoopfilm en zij
was toen reeds een heel eind op de weg
naar de volwassenheid in een b e-
behoefte heeft voorzien. Haar
opkomst viel samen met de emancipatie
van het industriële proletariaat. Zij creëer
de een nieuwe ontspanningsmogelijkheid,
afgezien nog van haar educatieve mogelijk
heden. Zij leerde bovendien mensen, die
nooit een schouwburg, een operagebouw of
een concertzaal van binnen hadden ge
zien, de weg naar het theater vinden. Van
televisie mag men zeggen, dat zij in veler
lei opzichten een behoefte heeft g e-
creëerd (ook al viel haar opkomst sa
men met de promotie van de vrije-tijds
besteding tot probleem). Weinigen buiten
de industrie zullen in het najaar van 1951
werkelijk naar televisie hebben verlangd.
Toen zij er eenmaal was bleek na een
kalme inleidingsperiode, dat het aantal
kijkers bijna ontstellend snel groeide. Niet,
omdat men meende niet buiten televisie
te kunnen, ten dele wél uit nieuwsgierig
heid, uit behoefte aan contact met de bui
tenwereld, maar voor een belangrijk deel
ook omdat buurman televisie had, omdat
de antenne op het dak als een teken van
welstand ging gelden. Heeft televisie dus
door haar entree een behoefte gecreëerd,
spreker meende dat het haar opdracht en
taak is meer behoeften te creëren, behoef
ten op een gans ander niveau. Aanpassing
en integratie van deze behoeften in het
totale complex van vrije-tijdsbesteding, in
formatie en educatie is eerste en dringende
noodzaak.
Toen de televisie in de huiskamers
kwam, was zij, in tegenstelling tot de
film bij haar verschijning, in technisch op
zicht het experimentele stadium ontgroeid.
In tegenstelling tot de film en tot de radio
heeft de experimentele ontwikkeling zich
binnenskamers, in de laboratoria, vol
trokken. De regisseurs van 1945 in
de Verenigde Staten en Engeland, die van
omstreeks 1950 op het Europese continent,
hadden ten aanzien van de presentatie
nauwelijks nog ernstige weerstanden te
overwinnen. Misschien dat zij zich daar
om, velen onder hen ten minste, zo spoe
dig zelfverzekerd gingen voelen. De wisse
lende camera-instelling, de close-up zij
waren door Griffith en anderen al tien
tallen jaren eerder ontdekt.
Spreker wilde het in zijn onderwerp
besloten thema zo vrij mogelijk behande
len, maar meende toch iets meer te moe
ten zeggen over „dezelfde behoeften van
het publiek" ten opzichte van film en tele
visie. Door deze zelfde behoeften als uit
gangspunt te nemen komen wij tot een
sterke vereenvoudiging van het thema.
Film en televisie worden dan gereduceerd
tot speelfilm en televisietoneel. Dit „tele
visietoneel" achtte hij een minder geluk
kige aanduiding. Bevredigender is het door
Roger Manvell geïntroduceerde begrip „in
tiem theater". Spreker vindt het, in be
paalde opzichten, ook aantrekkelijk om met
een variant op Malvaux' „musée imagi
naire", te spreken over „théatre imagi
naire" vooral omdat toneel dan uitge
breid kan worden met opera en ballet.
Het musée imaginaire wordt, zo zegt Mal-
raux in zijn Psychologie de 1'art, gevormd
door het totaal van reproducties, in zwart
wit en kleuren, dat ons cultuurbeeld, spe
ciaal onze indruk van de beeldende kun
sten, aanzienlijk heeft verrijkt. Vóór de ont
wikkeling van de moderne reproductie
technieken waren zelfs de schaarse ken
ners, die de schaarse musea in Europa en
de kunststeden konden afreizen, niet in
staat zich een beeld te vormen van de
grote verscheidenheid aan historische stij
len, aan stijlen van volkskunst, aan mo
derne ismen. Zoals het musée imaginaire
ons beeld van de beeldende kunsten kan
verrijken en tot op zekere hoogte voltooien,
zo kan het théatre imaginaire van de tele
visie ons beeld van de theaterkunst, de dra
matische en muziekdramatische kunst in
het bijzonder, verrijken. Spreker wilde
graag toegeven, dat dit voor toneel- en
operareportages in sterkere mate geldt dan
voor speciaal voor televisie geschreven
spelen, die trouwens nog altijd in de min
derheid zijn. Hij wilde hier nadrukkelijk
aan toevoegen, dat een middelmatige re
portage van een goede toneel- of opera
uitvoering hem liever is dan een uitnemen
de studio-productie van een matig televisie
spel. Eenvoudig omdat hij gelooft, dat voor
televisie de inhoud altijd moet prevaleren
op de vorm. Waarmee hij dan al direct
had vastgesteld, dat televisie naar zijn
smaak geen zoveelste kunst is, maar een
vehiculum, een transportmiddel dat een
audio-visuele inhoud communiceert aan een
groot publiek.
De film richt zich tot een collectief van
toeschouwers, samen gekomen in een min
of meer feestelijke ruimte. De televisie
richt zich tot een zeer groot aantal indi
viduele kijkers, gezeten in de intimiteit
van hun vertrouwde huiskamers. Natuur
lijk heeft ook dit onderscheid zijn aspecten
van relativiteit. De bioscoopbezoekers, die
samen het collectief van het bioscoop
publiek vormen, zijn individuen. Toch is
de ervaring, afgezien nog van de beeld
grootte een andere. Ook al omdat het gaan
naar de bioscoop een bepaalde keuze voor
onderstelt, zelfs voor de aanzienlijke groep
van de vaste Vrijdagavondbezoekers van
het vaste buurt- of Nieuwendijktheater.
Die beeldgrootte speelt zowel voor re
gisseurs en acteurs als voor de kijkers een
rol. Het is weliswaar zo, dat de bioscoop
bezoeker op de duurdere rangen het bio
scoopbeeld onder ongeveer dezelfde hoek
ziet als de televisiekijker thuis het tele
visiebeeld, het zou onjuist zijn hieruit te
concluderen dat het verschil in beeld
grootte zonder betekenis zou zijn. Voor de
beoordeling van de grootte van een voor
werp is behalve de gezichtshoek ook de
convergentie van de ogen bepalend, en
bovendien het bewustzijnsperspectief, een
term van René Drommert. Om de afbeel
ding van een mens als levensgroot te erva
ren, moet men zich die afbeelding voor
stellen op een bepaalde afstand. In de bio
scoop komt deze afstand ongeveer over
een met die in de realiteit. Wil men de
indruk krijgen dat een beeld op het tele
visiescherm levensgroot is, dan zou men
volgens Drommert op een afstand
van twintig a dertig meter moeten plaats
nemen.
In het intiem theater van de televisie
is de functie van de acteur veel belang
rijker dan in de speelfilm, waar hij im
mers altijd in zekere zin een werktuig is
van de regisseur. Uit hetgeen eerder is
opgemerkt over de gelijkwaardigheid van
beeld en geluid in televisie, kan men con
cluderen dat de dialoog in het televisie
spel een veel belangrijker plaats inneemt
dan in de film. Daarom zal bij het intiem
theater van de televisie het dualisme
auteur-regisseur zich ook sterker doen
gelden. Een film beschouwen wij toch al
tijd in de eerste plaats als een oeuvre van
een regisseur. Spreker meende dat het
nauwelijks meer dan een gril van Kazan
was, toen hij in een overigens lezenswaar
dig artikel, poneerde dat regisseur en
auteur in dit geval Eliah Kazan zelf en
Bud Schulberg elkanders evenknieën
zouden zijn. De televisieregisseur nu zal
zich toch in de eerste plaats moeten zien
als dienaar van de auteur, als uitdrager
van diens intenties. Dit behoeft aan
's mans artistieke integriteit niets af te
doen. De acteur, minder verweven dan
in de film met landschap, stadsbeeld of
welke omgeving dan ook, is degene die
door zijn vertolking de voorstelling
draagt. In dit opzicht is het intiem thea
ter van de televisie beter te vergelijken
met het schouwburgtoneel dan met de
speelfilm. Het identificatievermogen van
de toeschouwers is bij de film, mag men
aannemen, groter dan bij het televisie
toneel. De gemiddelde bioscoopbezoeker is,
ondanks de verebbende star-cultus, graag
bereid Orson Welles te zien als de bur
ger Kane of Alec Guiness als de kolonel
van de brug over de Kwai. De gemiddelde
televisiekijker zal Scrooge, een van de
gevangenen uit een stuk van Brendon
Behan of wie dan ook, in de eerste
plaats zien als Herbert Joeks.
De wezenlijke kracht, de essentie van
het communicatiemiddel televisie ligt naar
sprekers mening niet zozeer in het onge
twijfeld zeer populaire televisietoneel, maar
in haar actualiteit en dit begrip dan ge
ïnterpreteerd in de ruime betekenis van:
aansluiting op de actualiteit in al haar
verschijningsvormen, dus ook de culturele
29