Belasting op vermakelijkheden Leersuin Vught Winschoten Naar aanleiding van een request van de exploitant van Bioscoop „Het Centrum" te Leersum, de heer C. J. Jelles, hebben Burgemeester en Wethouders van deze gemeei op 20 Juli j.1. aan de Raad voorgesteld het bestaan tarief van de vermakelijkheidsbelasting op filmvoorstel lingen - - namelijk 25 c/c als er Nederlands journaal en of films als bedoeld in artikel l, lid 2. onder 2 der Bioscoop wet worden vertoond tot een gezamenlijke lengte van ten minste 500 meter, anders 35 Ie verlagen in dier voege, dat de heffing 10 zou bedragen voor toegangs- j) rij zen tol en met 1.20 c/c tot en met 2.en 25 c/c voor hogere prijzen. Het College deed dit voor-tri onder meer op grond van de overweging, dal het het huidige tarief inderdaad hoog acht en dat de exploitant meent te moeten betwijfelen, dat een belastingverlaging voor de gemeente een offer zou betekenen, daar hij de mogelijkheid niet uitgesloten acht. dat door de modernisering der zaal. het opvoeren der programma s op een hoger niveau, de verhoging der i nlreeprijzen en een efficiëntere exploitatie, de belasting opbrengst per jaar gelijk zal blijven. Ten einde gedurende een jaar enig inzicht te krijgen in het verloop van de op brengst stelden Burgemeester en Wethouders voor de ver laging voorlopig tot één jaar te beperken. De Raad der gemeente heeft dit voorstel van het Col lege in zijn op 31 Juli gehouden vergadering aanvaard. Deze verordening zal 1 September 1959 in werking tre den en gelden tot 1 September 1960. waarna de tarieven weder zullen gelden zoals deze voor het besluit golden, tenzij tot verlaging besloten is. Burgemeester en Wethouders van Vught hebben in April van dit jaar aan de Raad voorgesteld het tarief van de vermakelijkheidsbelasting in deze gemeente te ver lagen. Zij wezen er in de motivering van hun voorstel op. dat de tarieven in 1948 op aandrang van de Regering' wa ren verhoogd waarbij volgens ministeriële suggestie on derscheid in de tarieven lussen bioscoopvoorstellingen en andere vermakelijkheden als toneel-, muziek en zanguit voeringen werd aanbevolen, maar dat de Minister van Binnenlandse Zaken enige jaren later, namelijk in een circulaire van 1954, had medegedeeld, dat de Regering aan de hand van een door haar naar de rentabiliteit van het bioscoopbedrijf ingesteld onderzoek tot de conclusie was gekomen, dat de overwegingen welke in 1947/48 leid den tot het destijds gemaakte onderscheid in de belasting heffing, niet meer gelden. De vraag hoe hoog de percen tages in de verschillende gemeenten kunnen zijn, diende daarom naar de mening van genoemde bewindsman, voortaan niet meer door de regering, doch door de ee- meentebesturen zelf te worden beantwoord. Burgemeester en Wethouders van Vught onderstreepten, dat deze laatstgenoemde circulaire reeds in een zeer groot aantal gemeenten aanleiding heeft gegeven om de onder de druk van de Regering verhoogde tarieven weer te ver lagen en de verschillen in de tarieven geheel of gedeelte lijk te elimineren. Zij meenden, dat het in de gemeente Vught vooral het bioscoopbedrijf is, dat het grootste na deel ondervindt van de in deze gemeente nog steeds gel dende hoge tarieven, namelijk 35 c/c voor filmvoorstel lingen waarin naast andere films Nederlands journaal en of films als bedoeld in artikel 1, tweede lid, 2e der Bioscoopwet worden vertoond tot een gezamenlijke lengte van tenminste 500 meier en 45 c/c voor de overige voor- Hingen. Uit overgelegde exploitatie-overzichten was het College gebleken, dat bij deze tarieven geen gezonde doitatie mogelijk is. ..De mogelijkheid tot modernise ring en uitbreiding ontbreekt hierdoor geheel, terwijl dit toch eigenlijk dringend noodzakelijk is", concludeerden Burgemeester en Wethouders, en zij vervolgden: „In verband met het vorenstaande hebben wij ons afge- d of bet niet gewenst is om mede uit billijkheids overwegingen de destijds verhoogde tarieven der belasting voor bioscoopvoorstellingen in verband ook met de sinds dien gewijzigde tijdsomstandigheden weer te verlagen. Wij achten het billijk deze voorstellingen in het algemeen te bei asten naar een tarief van 25 of 25/125 gedeelte van de onzuivere opbrengst. O]) dit tarief zouden wij een tweetal uitzonderingen willen maken. De eerste voor de bioscoopvoorstellingen, waarin uitsluitend films worden vertoond van Nederlands fabrikaat. In verband met het feit, dat een eigen Nederlandse filmproductie v a n groot cultureel belang is en de ontwikkeling van de productie van Nederlandse hoofd films wordt belemmerd door ons kleine taal g e b i e d, waardoor het ujterst moei lijk is de productiekosten te amortise- r e n. zouden wij voor deze voorstellingen het belasting percentage niet hoger willen stellen dan 10 of 10/110 gedeelte van de onzuivere opbrengst. De tweede uitzondering op het algemene tarief willen wij maken voor de vertoning van films met een bijzondere waarde op godsdienstig-zedelijk of maatschappelijk-cul- tureel gebied, waarvoor wij het percentage zouden willen stellen op 15 of 15/115 gedeelte van de onzuivere op brengst.'. In zijn op 27 April j.1. gehouden vergadering heeft de Raad van Vught dit voorstel van Burgemeester en Wet houders ongewijzigd aanvaard. De nieuwe verordening zal in werking treden op de verste dag der maand volgende op die, waarin de vereiste goedkeuring zal zijn ontvangen. Reeds verschillende keren waren door de exploitanten van de twee in Winschoten gevestigde bioscoop-onderne mingen, de heren Dommering en Hollemans, verzoeken aan de Raad gericht om de vermakelijkheidsbelasting op filmvoorstellingen, welke in deze gemeente 25 be draagt, te verlagen tot 20 en artikel 1 gekeurde films geheel van belasting vrij te stellen. Zo herhaalden zij dit verzoek in hun op 14 October 1958 aan de Raad gericht request mede op grond van de overweging, dat de belas tingtarieven lager zijn in alle omliggende gemeenten, ter-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1959 | | pagina 7