Commissie au Geschillen
dat hij wegens deze overtredingen door het Hoofdbestuur is ge
hoord op 24 November 1959;
dat de heer Van der Kop bij dit verhoor in hoofdzaak heeft aan
gevoerd:
dat de CV. Royal Theater te Roermond hem heeft ver
zocht de film „De twaalf gezworenen" aan haar te leveren
voor een besloten voorstelling in haar theater;
dat de CV. Royal Theater hem op zijn vraag ter zake ant
woordde, dat zij de film zelf niet van het verhuurkantoor
in kwestie kon huren, omdat zij met dit kantoor geen zaken
deed en dat het hem als exploitant ener reizende bioscoop
was toegestaan een dergelijke leverantie te doen;
dat hij op grond van deze verklaring van de CV. Royal
Theater, waarvan hij enige maanden geleden de exploitatie
van de bewuste reisbioscoop heeft overgenomen, tot levering
meende te kunnen overgaan;
dat het dus ook nimmer in zijn bedoeling heeft gelegen de
film voor het Bioscooptheater V.I.O.S. te Helden te huren,
maar dat hij deze film zonder nadere plaatsaanduiding heeft
gehuurd voor een besloten voorstelling, zulks uiteraard met
de opzet de film als exploitant van een reisbioscoop te leve
ren aan de CV. Royal Theater;
dat het evenwel onaannemelijk is, dat men hem een film voor een
onbekende plaats zou verhuren, omdat overeenkomsten van verhuur
en huur van films volgens artikel 1 der Bondsvoorwaarden betrek
king moeten hebben op een of meer bepaald aangewezen plaatsen,
en dat, wat ook zijn bedoelingen mogen zijn geweest, uit de ver
klaringen van de N.V. Nova Film en de door haar geprodu
ceerde stukken slechts kan worden opgemaakt, dat hij de film „De
twaalf gezworenen" heeft verhuurd voor vertoning in het Bioscoop
theater V.I.O.S. te Helden;
dat het hem echter is verboden een film ten onderverhuur aan
derden af te staan en te doen vertonen in een ander theater of op
een ander adres dan waarop de vertoningsovereenkomst betrekking
heeft;
dat, ook indien rekening wordt gehouden met een misverstand
omtrent de vertoningsplaats, waarvoor de film was gehuurd, en de
levering aan de CV. Royal Theater door hem zou zijn geschied
in zijn kwaliteit van exploitant van de reisbioscoop V.I.O.S. Film-
onderneming „Bergfilm", van een onreglementaire handeling spra
ke is, daar reizende bioscopen krachtens artikel 3 van het Alge
meen Bedrijfsreglement haar bedrijf niet mogen uitoefenen in ge
meenten waar permanente bioscopen zijn gevestigd, welke begrips
bepaling voor de reizende bioscoop hem als exploitant van een
zodanig' bedrijf toch wel in de eerste plaats bekend moet zijn;
dat derhalve vaststaat, dat hij in strijd heeft gehandeld met de
artikelen 2 en 4 van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en
Huur van Films, casu quo met artikel 3 B van het Algemeen Be
drijfsreglement;
dat het Hoofdbestuur nochtans de indruk heeft gekregen, dat
de heer Van der Kop in dezen eerder een ondoordachte handeling
heeft verricht, waarbij hij mede is afgegaan op de verklaringen
van de CV. Royal Theater, dan dat hij doelbewust de desbetref
fende reglementen heeft overtreden, weshalve het College in dit
geval nog heeft willen volstaan met hem de straf van waarschu
wing als bedoeld bij artikel 15 der Statuten op te leggen.
o----
Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft op
grond van artikel 15 der Statuten besloten de CV. Royal Theater,
te Roermond, de straf van waarschuwing op te leggen en deze
straf te publiceren, ter zake van het feit:
dat de CV. Royal Theater door het leveren aan een niet-lid
van de film „De twaalf gezworenen" voor een besloten voor
stelling in het door haar geëxploiteerde Royal Theater te
Roermond, zonder dat zij hiervoor het vertoningsrecht heeft
verworven van het betrokken filmverhuurkantoor en zonder
dat zij de voor het leveren van films aan niet-leden vereiste
toestemming van het Hoofdbestuur heeft verkregen, in strijd
heeft gehandeld met, althans zich heeft onttrokken aan de
bepalingen van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en
Huur van Films en het Bedrijfsreglement op de Lijst van
Geen Bezwaar.
Deze beslissing is gegrond op de overwegingen:
dat op 20 October 1959 een besloten voorstelling in het Royal
Theater te Roermond is gegeven voor leerlingen van een opleidings
instituut met de film „De twaalf gezworenen", welke film de CV.
Royal Theater niet op de normale wijze van het desbetreffende
filmverhuurkantoor had gehuurd, maar had betrokken van de heer
M. B. J. van der Kop, exploitant van het Bioscooptheater V.I.O.S.
te Helden en van de reisbioscoop V.I.O.S. Filmonderneming „Berg
film"
dat zij voor deze leverantie aan een niet-lid ook niet de toestem
ming heeft gevraagd, en zij deze toestemming dus ook niet heeft
verworven, als bedoeld bij het Bedrijfsreglement op de Lijst van
Geen Bezwaar;
dat zij wegens deze overtredingen van de Algemene Voorwaarden
van Verhuur en Huur van Films en van het Bedrijfsreglement op
de Lijst van Geen Bezwaar op 15 December 1959 door het Hoofd
bestuur is gehoord;
dat de CV. Royal Theater tiij dit verhoor voornamelijk heeft
verklaard:
dat het bedoelde instituut, waarvoor zij meermalen voor
stellingen had verzorgd, haar had gevraagd de film „De
twaalf gezworenen" te leveren, aan welk verzoek zij even
wel moeilijk kon voldoen, omdat zij met het filmverhuur
kantoor in kwestie geen zaken doet;
dat zij zich daarom heeft gewend tot de heer Van der Kop,
met het verzoek deze film bij het verhuurkantoor te huren
in zijn hoedanigheid van exploitant ener reisbioscoop;
dat de heer Van der Kop dienovereenkomstig heeft gehan
deld en de film daarop aan haar heeft doorgeleverd;
dat zij in deze gang van zaken niets ongeoorloofds heeft
gezien, te minder omdat het hier een besloten voorstelling
betrof;
dat tegen dit verweer echter valt aan te voeren, dat de CV.
Royal Theater blijkens de verklaringen van het verhuurkantoor
reeds enige maanden vóór de datum der voorstelling aan dit kan
toor om levering van de onderhavige film heeft verzocht, waaraan
dit kantoor wegens zijn relaties met haar collega te Roermond geen
gevolg heeft gegeven;
dat zij dus op de hoogte was van de bezwaren van de filmver
huurder tegen de beoogde voorstelling met zijn film in haar thea
ter, toen zij later pogingen in het werk stelde om deze films door
bemiddeling van de heer Van der Kop geleverd te krijgen;
dat zij, die zelf een reisbioscoop heeft geëxploiteerd, bovendien
moet weten, dat het aan reizende bioscopen niet is toegestaan om
haar bedrijf uit te oefenen in gemeenten, waar permanente bio
scopen zijn gevestigd, waarbij het niet uitmaakt, of de te geven
voorstellingen een besloten of een openbaar karakter hebben;
dat voorts is gebleken, dat niet de heer Van der Kop maar de
CV. Royal Theater de film aan de onderwerpelijke instelling heeft
verhuurd en de voorstelling in haar theater heeft verzorgd, zodat
deze voorstelling niet geacht kan worden in het kader van de reis
exploitatie van de heer Van der Kop te zijn gegeven;
dat, ongeacht in welke kwaliteit de heer Van der Kop is opge
treden, zij de film in kwestie van hem heeft betrokken, hoewel de
onderverhuur van films uitdrukkelijk door de Algemene Voorwaar
den van Verhuur en Huur van Films is verboden;
dat haar de rechtstreekse verhuur van de film door de filmver
huurder is geweigerd, hetgeen het overtreden van het verbod een
des te ernstiger karakter geeft;
dat derhalve is komen vast te staan, dat zij de Algemene Voor
waarden van Verhuur en Huur van Films en het Bedrijfsreglement
op de Lijst van Geen Bezwaar heeft overtreden;
dat het Hoofdbestuur echter, rekening houdende met het feit,
dat het de eerste maal is, dat de CV. Royal Theater een derge
lijke handeling heeft verricht, en dat zij zich daarbij uitsluitend
heeft laten leiden door de wens een oude plaatselijke relatie ter
wille te zijn, in dit geval nog heeft besloten haar ingevolge artikel
15 der Statuten de straf van waarschuwing op te leggen.
De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (DERDE KAMER) van
de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgende arbitrale
vonnis gewezen in zake:
E. HIRSCHBERG, exploitant o.a. van enige bioscopen te 's-Gra-
venhage en kantoorhoudende aldaar aan de Boekhorststraat 96,
29