IMïeuws uit het buitenland
Duitsland
Theaterrecette§ en verhuuromzetten
Verhuurdersomzetten 1959
lijke conventie, zoals ook in artikel 1 van het nieuwe
ontwerp nadrukkelijk bepaald wordt, het auteursrecht niet
mogen raken, maar het B.I.T. wenste voor uitvoerende
kunstenaars een financiële vergoeding, daar het van oor
deel is dat de kunstenaar bijvoorbeeld wordt benadeeld
indien deze zijn prestaties heeft geleverd voor het maken
van een gramofoonplaat en deze gramofoonplaat niet uit
sluitend wordt gebruikt in de privé-sfeer. De deskundigen
van het Bureau waren van mening, dat, indien deze gramo
foonplaat dus in café's of andere voor geld toegankelijke
gelegenheden wordt afgedraaid, aan de artiest een extra
vergoeding moet worden voldaan.
Deze opvatting werd niet zonder meer door andere
deskundigen onderschreven, maar men was het er wel over
eens, dat men leiding moet geven aan de wetgeving in de
onderscheiden landen en dat er een zeker evenwicht moet
ontstaan. Unaniem was men van oordeel, dat clandestiene
weergaven zoveel mogelijk dienen te worden vermeden en
dat in dat geval de uitvoerende kunstenaar een veel grotere
vergoeding moet krijgen. Men denke hier bijvoorbeeld
aan het opnemen op de band van een radio-uitzending,
welke opname daarna in café's of andere zalen wordt
herhaald. Bovendien doet zich de vraag voor of aan de
artiest die voor de radio zingt of speelt en weet dat
vrijwel alle opnamen van zijn werk thans op de band
geschieden, het recht moet worden toegekend om bijvoor
beeld bij herhaalde uitzendingen voor deze opnamen een
extra vergoeding te krijgen. Men beraadslaagde dus over
het recht om de vergoeding voor de kunstenaars en de
gramofoonplatenindustrie hoger te stellen bij weergave
in het openbaar, maar meende dat de nationale wetgever
vrij moet zijn in wat hij ten deze bepaalt. Zou hier bijvoor
beeld de heffing van de rechten ineens moeten geschieden,
dus zowel voor kunstenaar als gramofoon tegelijkertijd.
of zou deze voor iedere groep afzonderlijk dienen te
worden vastgesteld?
Voor het filmbedrijf ïs van belang, dat men de theater-
film geheel vrij wil laten, omdat de acteur, die aan de
vervaardiging van een cinematografische film medewerkt,
weet dat deze film bestemd is om door middel van ver
toningen te worden geëxploiteerd. Artikel 16 van het nu
te 's-Gravenhage tot stand gekomen ontwerp-conventie
bepaalt daarom, dat geen enkele bepaling van deze
conventie zal kunnen worden uitgelegd als zijnde van
toepassing op het vermenigvuldigen of het gebruik van
welk cinematografisch werk ook of van andere opnamen
van beeld of van beeld en geluid met uitzondering van
op de band vastgelegde uitzendingen. Een vraagstuk blijft
evenwel de film voor de televisie, waar men wel rege
lingen voor schijnt te willen treffen.
Evenzo wordt de door de televisie uitgezonden, respec
tievelijk gerelayeerde, film een probleem. Artikel 12 van
het nieuwe ontwerp-conventie zou aan omroenen het recht
geven toe te staan of te verbieden hun uitzendingen weder
uit te zenden of vast te leggen op de band. Verder is het
verboden illegaal vastgelegde uitzendingen te reprodu
ceren of met toestemming vastgelegde uitzendingen anders
te reproduceren dan is overeengekomen of door de lande
lijke wetten zal worden toegestaan. Het komt namelijk in
verschillende landen voor, dat men een televisie-uitzending
geeft in een grote zaal en daarvan weer delen relayeert in
andere zalen, waarbij het publiek tegen betaling wordt
toegelaten. Voorts wil men ook regelen de vastlegging van
het product op andere materiële wijze, terwijl deze vast
legging dan uitsluitend mag dienen voor privé gebruik.
In verband hiermede wordt in artikel 5 van het nieuwe
ontwerp bepaald, dat het vastleggen van het werk van
uitvoerende kunstenaars zonder hun toestemming en voor
een ander doel dan door hen gecontracteerd, verboden is.
Al is men het dus op de Haagse bijeenkomst eens ge
worden over een ontwerp-conventie, dat aan de regeringen
kan worden voorgelegd, men mag redelijkerwijze ver
wachten, dat het nog heel wat voeten in de aarde zal
hebben alvorens een zo ver strekkend concept in deze
omvang door de zestien betrokken regeringen op deze
wijze wordt aanvaard.
Naar aanleiding van de in Mei j.1. te München gehou
den jaarlijkse ledenvergadering van de Duitse organisatie
van de filmverhuurders, de Verband deutscher
Filmverleiher, werden in de Duitse filmvakbladen
de filmdistributie-omzetten over 1959 gepubliceerd. In
tegenstelling tot 1958, toen de terugloop in het bioscoop
bezoek nog tenauwernood geleid had tot een vermindering
van de theater- en filmdistributie-omzetten ten opzichte
van 1957, vertonen de cijfers over 1959 een aanzienlijke
daling.
Als men de gegevens van het Verband deutscher Film
verleiher aanvult met de voorlopige cijfers, welke inmid
dels door de Spitzenorganisation der Film-
w i r t s c h a f t, de overkoeplende organisatie van het
Duitse filmwezen, werden gepubliceerd, blijkt, dat de
netto-recettes van de bioscopen (dat is de bruto-recettes
verminderd met vermakelijkheidsbelasting) in 1959 een
bedrag van DM 786,7 millioen (ƒ711.177.000,—) belie
pen tegen DM 870,7 millioen 787.113.000,—) in 1958,
een teruggang van 9.6 De totale filmverhuuromzetten
bedroegen in 1959 DM 330,4 millioen 298.682.000,—)
tegen DM 365,6 millioen (ƒ330.502.000,—), eveneens
een daling van 9,6 Zoals reeds eerder medegedeeld is
het bioscoopbezoek met 12,4 verminderd, namelijk van
753 millioen in 1958 tot 660 millioen in 1959.
1959
1958
Millioenen
Millioenen
Films
DM
DM
Nieuwe Duitse
153,9
46.6
172,8
47,3
Duitse reprises
1,3
0,4
1.6
0,4
Oostenrijkse
21,4
6,5
25,7
7,0
176,6
53,5
200.1
54,7
Amerikaanse
88,1
26,7
96,1
26,3
Franse
26,1
7,9
23,3
6,4
Engelse
17,3
5.2
22,9
6,3
Italiaanse
10,2
3,1
9.7
2.6
Overige landen
12,1
3,6
13,5
3,7
330,4 100,0
365.6 100,0
16