Behoefte aan revalidatie
Dank
Hiervoor werd tot einde 1959 een bedrag van drieëenhalf
miljoen gulden besteed.
Nadat het door de Duitse bezetting totaal geruïneerde
huis uit zijn as was herrezen, de kinderuitzendingen waren
hervat en de collecte-opbrengsten een verheugend beeld
te zien gaven werd in 1947 de gedachte aan de oprichting
van een tweede huis levendig. In de eerste jaren viel
echter aan nieuwbouw niet te denken en daarom werd be
sloten om hulp te verlenen aan zusterverenigingen. In de
jaren 19461949 werden schenkingen verstrekt tot een
bedrag van een half miljoen gulden.
Intussen bleek, aldus de heer Miedema, dat de behoefte
aan nieuwe vacantiehuizen minder urgent was geworden.
Wel bestond in ons land een ernstig tekort aan revalidatie-
instellingen voor de verpleging en verzorging van minder
valide kinderen. Vandaar dat men op 24 September 1951
besloot de Stichting Bouwcentrum te Rotterdam te ver
zoeken de functionele eisen ten aanzien van een dergelijke
instelling vast te stellen. Het Bestuur was zich ervan be
wust, dat deze heroriëntatie grote problemen en compli
caties zou inhouden, maar heeft desondanks zijn besluit
genomen in de overtuiging, dat geen betere bestemming
kon worden gegeven aan de door het bioscooppubliek
geofferde bijdragen voor de Bio-collectes.
In November 1951 werd een bouwcommissie geïnstal
leerd ter uitwerking en bestudering van de plannen van
het Bouwcentrum. Op 24 Maart 1952 werd aan dr. Oud
opdracht verstrekt tot het maken van een voorlopig ont
werp, op 10 Februari 1953 werd het perceel grond ter
grootte van twintig hectare aangekocht. Op 27 October
1953 werd aan de heer Oud de definitieve opdracht ver
leend. Het heeft toen echter nog bijna drie jaar geduurd,
voordat de rijksgoedkeuring voor de bouw werd verleend.
Dit uitstel heeft het Bestuur voor grote financiële pro
blemen gesteld, omdat de oorspronkelijke begrotingen
van jaar tot jaar aan de nieuwe bouwkosten en loonronden
moesten worden aangepast. Op 1 September 1957 werd de
aanbesteding gehouden en drie weken later werd het werk
opgedragen aan de N.V. Aannemingsbedrijf Sanders te
Arnhem.
De heer Miedema schetste vervolgens de opzet van het
project. In de eerste plaats is er een hoofdgebouw, om
vattende kamers voor de directrice en haar staf van leid
sters voor de kinderen en medewerkers voor de huishoude
lijke dienst, een doktersafdeling en enige ziekenzaaltjes.
een modern uitgeruste keuken, linnenkamers, een recrea
tiezaaltje en dergelijke. Dan een sportgebouw met over
dekt zwembad, gymnastiekzaal en diverse kamers voor
massage en andere behandelingswijzen, alsmede een vlin-
derbad voor watertherapie. Vervolgens een ketelgebouw
met woonruimte voor de conciërge en tenslotte zes pavil
joens. Daar het in de bedoeling ligt het aantal paviljoens
te zijner tijd uit te breiden tot tien is bij de bouw van
het hoofdgebouw rekening gehouden met een opname
capaciteit van 120 patientjes. Ook ligt het in de bedoeling
een Mytylschool in het complex op te nemen, die tevens
als Mytylschool voor de gemeente Arnhem zal gelden.
De heer Miedema richtte woorden van dank tot al de
genen, die bij de totstandkoming van dit complex betrok
ken zijn geweest. Hij roemde in het bijzonder het werk
van de architect, die deze schepping tot een nieuwe
■■■;.-.,'■
Een overzichtsfoto
van een deel van het
Bio-Her stellingsoord,
waarin twee belang
rijke elementen, die
de architect erin
heeft willen leggen
licht en ruimte
zeer goed tot uiting
komen. Links op de
achtergrond ziet men
het hoofdgebouw,
waarin onder meer de
staf en de huishou
delijke diensten zijn
ondergebracht. In het
midden bevindt zich
het ketelhuis met
conciërgewoning, dat
door zijn typische
vormgeving een func
tioneel verantwoorde
plaats in het geheel
heeft gekregen.
Rechts op de voor
grond het sportge
bouw met als deco
ratief onderdeel een
fraaie uitzichttoren.
Tussen ketelhuis en
sportgebouw door
kan men nog net een
fragment van een
van de zes paviljoens
ontwaren.