Westduitse invoer van Amerikaanse speelfilms Internationale Evangelische Filmconferentie te Hamburg Erie Johnston naar Afrika sprake was van een topjaar. Het te verwachten resultaat van 1960 is vooral te danken aan een gemiddelde ver hoging van de entreeprijs. Maar ook het bioscoopbezoek in de Verenigde Staten vertoont weer een opgaande lijn. In de laatste week van Juli werden de Amerikaanse bioscopen door meer men sen bezocht dan in enige week in de afgelopen vier jaar. Ook het bioscoopbezoek in Augustus ligt hoger dan in dezelfde maand van het vorige jaar. Het Internationale Oekumenisch Filmcentrum Inter- film, waarvan ook de Nederlandse Stichting Filmcentrum deel uitmaakt, heeft enige tijd geleden te Hamburg een Internationale Evangelische Filmconferentie gehouden. Het thema van deze conferentie was „De protestantse film kritiek". De conferentie stond onder leiding van de voor zitter van Interfilm, dr. F. Hochstrasser uit Luzern. Dr. S. von Prochaska uit Wenen en prof. dr. J. Bach- man uit New York spraken over „De protestantse filmkri tiek en de Bijbelse film". Beide sprekers bleken kritisch te staan tegenover de Amerikaanse Bijbelse film, waarbij overigens niet alleen gedacht wordt aan de commerciële, maar ook aan de kerkelijke produktie van dergelijke films, welke laatste in de Verenigde Staten zeer omvang rijk is. Mevrouw H. W. Boersma-Smit, presidente van de Ne derlandse Stichting Filmcentrum en pfarrer W. Hess uit Frankfurt am Main voerden het woord over „De protes tantse filmkritiek en het probleem van de levenswerke- lijkheid in de cinematografie". Mevrouw Boersma vroeg openheid van de protestantse filmcritici voor het felle rea lisme van onze tijd; pfarrer Hess brak een lans voor de „droomwereld", die door vele ontspanningsfilms wordt opgeroepen en waaraan de moderne mens in menig op zien behoefte heeft. De vier inleidingen gaven aanleiding tot levendige dis cussies onder de ruim zestig deelnemers, waaraan onder meer protestantse filmcritici en kerkelijke filmdeskundi- gen uit Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Zwitser land, de Verenigde Staten, Zweden en Nederland deelna men. Vertoond werden onder andere „Het Woord" van Carl Dreyer alsmede fragmenten uit „De nachten van Cabiria" en „Celui qui doit mourir". De vijfde algemene vergadering van het Internationaal Oekumenisch Filmcentrum, die aan de vooravond van de Internationale Evangelische Filmconferentie werd gehou den, herkoos dr. F. Hochstrasser uit Luzern tot voorzitter en de heer J. A. Hes van de Nederlandse Stichting Film centrum tot algemeen secretaris. Besloten werd de vol gende internationale conferentie in het voorjaar van 1961 in Nederland te houden. Gedurende deze conferentie zal voor het eerst de internationale protestantse filmprijs wor den toegekend. Voorts is besloten, dat het Internationaal Oekumenisch Filmcentrum zich zal aansluiten bij het In ternationaal Jeugdfilmcentrum. De invoer van Amerikaanse speelfilms in West-Duits land na de liberalisering van de Westduitse filminvoer is aanzienlijk bij de verwachtingen achtergebleven. De vrees. die lange tijd in Duitse filmkringen heeft geheerst, name lijk, dat de markt met Amerikaanse films zou worden overstroomd, is daarmee dus ongegrond gebleken. Tot deze conclusie is men in regeringskringen te Bonn geko men na het bekend worden van de eerste voorlopige ge gevens over de invoer van het afgelopen seizoen. Op grond van deze voorlopige cijfers meent men, dat in het seizoen 1959-1960 slechts tweederde van het vroeger aan de Mo- tion Picture Export Association of America toegestane contingent metterdaad werd bereikt. De Amerikaanse filmmaatschappijen, die bij de MPEA zijn aangesloten, hadden op grond van een overeenkomst tot beperking van de filminvoer in West-Duitsland, die met de Bondsregering was gesloten, de vrije hand voor de invoer van tweehonderd speelfilms. Per jaar kwamen daar dan nog omstreeks veertig films bij van Amerikaanse film maatschappijen, die niet bij de MPEA zijn aangesloten. Tot en met Mei werden in het nu geëindigde filmseizoen echter slechts 120 Amerikaanse speelfilms ingevoerd. En ook al is er in de volgende weken ongetwijfeld nog enige invoer van Amerikaanse speelfilms geweest, toch is nu wel al duidelijk geworden, dat de liberalisering met betrek king tot de Verenigde Staten de Westduitse filmmarkt in veel geringere mate heeft verstoord dan oorspronkelijk werd verwacht. In Bonn is er in het bijzonder de nadruk op gelegd, dat een overstroming van de Westduitse markt met Ameri kaanse films achterwege is gebleven, al geeft men toe dat dit mede een gevolg is van de produktiebeperking in de Verenigde Staten en de stakingen in het filmbedrijf, die daar hebben plaatsgevonden. Een van de hoofdargumenten, die van de zijde van de Westduitse filmwereld tegen de liberalisering te berde was gebracht, hield in, dat bij de invoering van de liberalise ring een belangrijk afweermiddel tegen de invoer van oude Amerikaanse speelfilms zou wegvallen. Filmdeskun- digen waren ervan uitgegaan, dat bij een liberalisering zonder voorbehoud duizend tot tweeduizend oude Ameri kaanse films op de Duitse markt zouden worden gewor pen. Vandaar, dat de Bondsregering met de Amerikaanse filmmaatschappijen een gentleman's agreement sloot om de invoer van oude films te beperken. Het is echter wel gebleken, dat dit een overbodige maatregel is geweest: ook de vrees voor overstroming van de Westduitse markt met oude Amerikaanse films bleek ongegrond te zijn. Eric Johnston, president van de Motion Picture Export Association of America, de organisatie, die belast is met de behartiging van de exportbelangen van de Amerikaanse filmmaatschappijen, brengt op het ogenblik een bezoek aan Afrika. Afrika vormt de laatste grote markt voor Amerikaanse films, die nog niet ontwikkeld is. De heer Johnston zal zich tijdens zijn verblijf in Afrika in het bijzonder bezighouden met de bestudering van de moge lijkheden voor Amerikaanse investeringen en ontwikke ling van de handel met de te bezoeken landen. Op zijn reis zal hij Senegal, Liberia, Ghana, Nigeria, de Unie van Zuid-Afrika, Mozambique. Zuid-Rhodesia, Kenya, Tan- ganyika en Egypte bezoeken. Johnston wordt op zijn reis vergezeld door Ralph Het- zel, vice-president van de MPEAA. 16

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1960 | | pagina 17