Toepassing van artikel 15 der Statuten
dat de vordering derhalve moet worden toegewezen en ge
daagde moet worden veroordeeld tot betaling van het gevorderd
bedrag alsmede in de geschilkosten, bedragende 50,
RECHT DOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID:
VEROORDEELT gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwij
ting aan eiseres te betalen alsmede tot de betaling
van de arbitragekosten, bedragende 50,
Aldus gewezen te Amsterdam op 31 oktober 1960.
o
De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (EERSTE KAMER) van
de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgend arbitrale von
nis gewezen in zake:
UNIVERSAL INTERNATIONAL FILMS NEDERLAND N.V.,
gevestigd te AMSTERDAM en kantoor houdende aldaar aan de
Keizersgracht 698, eiseres, contra
N.V. HAFBO, gevestigd te AMSTERDAM en kantoor houden
de aldaar aan de Keizersgracht 698, gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-
Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage-
college voor de beslechting onder meer van geschillen tussen leden
van de Bond onderling:
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request van 26 september 1960 een geschil contra
gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een af
schrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier
te zijn ingelast
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen om te ver
schijnen op haar zitting, gehouden op 12 oktober 1960 op het
Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, Jan Luykenstraat 2
te Amsterdam
dat aldaar zijn verschenen de heren W. Hemelraad en Ph.
J. A. Jansen, respectievelijk directeur en chief-accountant van
eiseres en de heer P. Kijzer, directeur van gedaagde;
dat de heer P. Kijzer, namens gedaagde, in hoofdzaak heeft
verklaard, dat via gedaagdes bemiddeling door eiseres aan de
Holland-Amerika Lijn te Rotterdam, volgens het contract van par
tijen d.d. 5 november 1957, twintig met name genoemde films op
16 mm.-formaat zouden worden geleverd; dat de Volksuniversiteit
te Rotterdam, die de Holland-Amerika Lijn adviezen geeft bij het
huren van films en de Holland-Amerika Lijn twee films hebben
geweigerd namelijk „A en C als waaghalzen" en „Frances bij de
kadetten", omdat de technische kwaliteit van deze filmcopieën
zeer slecht zou zijn; dat gedaagde van mening zijnde, dat de tech
nische kwaliteit van de films acceptabel was, heeft getracht te
bewerkstelligen, dat beide films alsnog zouden worden geaccep
teerd, maar dat hij hierin niet is geslaagd; dat gedaagde het stand
punt inneemt, dat eiseres onder deze omstandigheden geen recht
heeft om betaling van de twee niet-afgenomen films te vorderen;
dat gedaagde uit een oogpunt van redelijkheid bereid is eiseres
de kosten van het trekken van de 16 mm.-copieën der bovenge
noemde films te vergoeden, namelijk (blijkens de factu
ren no. 2205 en 2210, respectievelijk d.d. 22 november 1957 en
29 november 1957 van N.V. Nederlands Laboratorium voor Film
techniek te Amsterdam)
dat de heer W. Hemelraad, namens eiseres, hierop he*'.-ft geant
woord, dat eiseres bij haar vordering op gedaagde, zoals gesteld
in haar request, persisteert, zich daarbij baserende op haar over
eenkomst met gedaagde; dat zij, gezien de door de Holland-Amerika
Lijn gemaakte bezwaren tegen de copieën der niet-af genomen
films, gedaagde wil tegemoetkomen door de levering van twee an
dere films, als gedaagde bereid is haar de kosten van het trek
ken der copieën te vergoedendat zij echter niet in staat is deze
films voor langer dan één jaar af te staan;
dat de heer P. Kijzer, namens gedaagde, repliceerde, dat de
Holland-Amerika Lijn wegens de lange roulementen op dit voor
stel onmogelijk zal kunnen ingaan;
dat de heer Hemelraad, namens eiseres, desgevraagd door de
Voorzitter verklaard heeft aan eiseresses vordering toe te voegen
de woorden: ,,of zo veel minder als de Commissie billijk acht";
OVERWEGENDE
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond
en dat ingevolge artikel 32 van de Statuten en artikel 1 van het
Arbitrage-Reglement van de Bond alle geschillen tussen leden
van de Nederlandsche Bioscoop-Bond onderling met uitsluiting
van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbi
trage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder
havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als
arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger be
roep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond;
dat gezien de regelmatige en normale afwikkeling van het con
tract betreffende de twintig films, aangenomen moet worden, dat
de Holland-Amerika Lijn gegronde bezwaren had tegen de kwaliteit
van de 16 mm.-copieën der twee laatste films, zijnde er geen an
dere reden voor het niet-af nemen dezer films aanwezig;
dat hoewel het contract van eiseres en gedaagde geen bepaling
inhoudt betreffende de technische kwaliteit van de te leveren
films, het redelijk was, dat gedaagde aanspraak maakte op leve
ring van goede copieën;
dat van gedaagde onder deze omstandigheden niet gevergd kan
worden, dat zij de volle auteursprijs der twee door de Holland-
Amerika Lijn geweigerde films betaalt;
dat gedaagde zich echter ook niet kan onttrekken aan haar ver
antwoordelijkheid tegenover eiseres, daar zij zich ervan had moe
ten vergewissen, of het mogelijk was van de beschikbare 35 mm.-
copieën der twee films in kwestie bruikbare 16 mm.-copieën te
trekken
dat gedaagde op grond van het vorenstaande aansprakelijk moet
worden geacht voor de kosten van het trekken van de twee 16 mm.-
copieën, hetgeen gedaagde trouwens erkend heeft;
dat derhalve eiseres eiseresses vordering ten dele en wel tot
een bedrag van zijnde de door eiseres gemaakte kos
ten voor het trekken van de 16 mm.-copieën moet worden toe
gewezen en dat gedaagde tot betaling van het toegewezen bedrag
moet worden veroordeeld, alsmede in de geschilkosten, welke zijn
vastgesteld op ƒ50,
RECHT DOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID:
VEROORDEELT gedaagde om aan de eiseres tegen een be
hoorlijk bewijs van kwijting te betalen alsmede in de
geschilkosten, bedragende 50,
Aldus gewezen te Amsterdam op 31 oktober 1960.
Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft on
grond van artikel 15 van de Statuten besloten de heer C. M.
Westland te Wageningen de straf van waarschuwing op te leggen
en deze straf te publiceren terzake van het feit:
dat hij door het niet opvolgen van de aanwijzingen van de
Technische Commissie tot het aanbrengen van verbeteringen
zowel ten aanzien van de pr< jectie-apparatuur en de rabine
in het algemeen als ten aanzien van de behandeling door het
cabinepersoneel van de films in strijd heeft gehandeld met
artikel 22 van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en
Huur van Films.
Deze beslissing is genomen op grond van de overwegingen: dat
de Technische Commissie bij controles in het door de heer West
land geëxploiteerde City Theater te Wageningen al vele jaren bij
herhaling heeft moeten vaststellen, dat de cabine en de zich daarin
bevindende apparatuur in een deplorabele toestand verkeerden;
dat de wijze, waarop films werden behandeld, eveneens zeer te
wensen overliet, hetgeen mede voorsproot uit de omstandigheid
dat het personeel in de cabine niet de bevoegdheden bezat als
omschreven in de Loonregeling voor het Bioscoopbedrijf met be
trekking tot operateurs;
dat de Technische Commissie hem weliswaar steeds weer heeft
opgedragen de nodige verbeteringen aan te brengen, maar dat hij
in het algemeen opgenomen in gebreke is gebleven met het op
volgen van de aanwijzingen van deze commissie;
dat zich nog onlangs in zijn theater een geval van ernstige film-
beschadiging heeft voorgedaan, dat was te wijten aan ondeskun
dige behandeling van filmmateriaal en apparatuur;
dat naar aanleiding daarvan een nieuwe controle is ingesteld
door de Technsiche Commissie, waarbij is geconstateerd, dat er
op technisch gebied een onhoudbare situatie in zijn bioscoop
heerst en dat er ook nu nog geen bevoegd personeel in de cabine
werkzaam is;
dat hij wegens grove nalatigheid ter zake van de verplichting
tot het aanbrengen van verbeteringen als bedoeld bij artikel 22 der
Bondsvoorwaarden door het Hoofdbestuur is opgeroepen voor ver
hoor ingevolge artikel 15 der Statuten voor de vergadering van het
College d.d. 25 October 1960;
32