Commissie >an Geschillen waarden van Verhuur en Huur van Films, door be zoekers van de door haar geëxploiteerde Luxor Bio scoop te Waalwijk toegang te verschaffen zonder hun een entreebewijs te verstrekken dan wel onder afgifte van een ongeldig entreebewijs en over de van deze bezoekers ontvangen toegangsgelden geen con tributie, Bumagelden en filmhuur af te dragen. Deze beslissing van het Hoofdbestuur is gegrond op de overwegingen: dat op Vrijdag 16 December 1960 in de Luxor Bioscoop te Waalwijk een recette-controle is gehou den, waarbij bleek, dat van de 72 bezoekers, die zich in de zaal bevonden, er slechts 13 in het bezit waren van een geldig entreebewijs, 29 oude entreebewijzen bezaten, die blijkens afrekenstaten van voorgaande vertoningsweken reeds eerder waren verkocht, en 30 bezoekers geen en kel bewijs van toegang konden of wilden vertonen; dat hierdoor in strijd is gehandeld met artikel 3 E van het Reglement Recette-Controle, volgens hetwelk de leden bioscoop-exploitanten verplicht zijn entreebewijzen te ge bruiken, die bovendien nog in volgorde van nummering moeten worden uitgegeven dat de haar aan het Bondsbureau toegezonden recette- staat over de speelweek, waarin 16 December 1960 valt, aantoont, dat uitsluitend is afgerekend over de geldige entreebewijzen, zodat zij dus geen contributie, Buma- bijdragen en filmhuur heeft afgedragen over de verhou dingsgewijze belangrijke ontvangsten van bezoekers, die zonder, dan wel met een ongeldig entreebewijs zijn toe gelaten, waarmede dus het Contributiebesluit, het Buma- besluit en de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films zijn overtreden; dat zij naar aanleiding hiervan op 10 Januari 1961 van wege het Hoofdbestuur is gehoord ingevolge artikel 15 der Statuten dat zij tijdens dit verhoor de overtredingen ten volle heeft toegegeven, maar als verzachtende omstandigheden beeft aangevoerd, dat zij de laatste weken doch zulks uitsluitend op vrijdagen de bewuste methoden in prak tijk heeft gebracht wegens de zware financiële lasten, die op haar zijn gaan drukken als gevolg van ziekte in de fami lie en moeilijkheden bij het aantrekken van personeel; dat het Hoofdbestuur wil aannemen, dat de overtredingen inderdaad beperkt zijn gebleven tot enige weken en tot een bepaalde dag, maar dat met name de omvang van haar personeelslast niet groter is gebleken dan bij verge lijkbare bioscoopondernemingen dat, welke omstandigheden er trouwens zouden zijn aan te voeren, zij nimmer het plegen van handelingen als de onderhavige wettigen; dat zulks des te meer klemtomdat zij, die in de bioscoop- recettes participeren, er geheel op moeten kunnen ver trouwen, dat deze recettes naar waarheid zullen worden verantwoord; dat haar handelingen echter wel zeer indruisen tegen de goede trouw, die men bij haar mag veronderstellen op het stuk der recette-veantwoording, en de overtredingen van het Reglement Recette-Controle, het Contributiebe sluit, het Buma-besluit en de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films derhalve van bijzonder ernstige aard zijn te achten dat het Hoofdbestuur in dit geval nog heeft willen vol slaan met haar op grond van artikel 15 der Statuten de straf van boete ten bedrage van 500,op te leggen, maar dat bij herhaling van de onderwerpelijke overtredin gen onherroepelijk de straf van boycot zal volgen. DE COMMISSIE VAN GESCHILLEN (TWEEDE KAMER) van de Nederlandsehe Bioscoop-Bond heeft het volgend arbitraal vonnis gewezen inzake N.V. ASTRA FILM MAATSCHAPPIJ, gevestigd te ARNHEM, en kantoor houdende, aldaar, aan het Nieuwe Plein 47, eiseres, contra N.V. METRO GOLDWYN MAYER FILMMAATSCHAPPIJ, gevestigd te Amsterdam, en kantoor houdende aldaar, aan de Weteringschans 28, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Neder landsehe Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage- Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 21 November 1960 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, waarvan de inhoud als volgt luidt „De N.V. Astra Film Maatschappij te Arnhem (hierna te noemer» Astra) verzoekt U onderstaand spoedgeschil contra de N.V. Metro Goldwyn Mayer Filmmaatschappij, Weteringschans 28 te Amster dam (hierna te noemen MGM), bij de Commissie van Geschillen aanhangig te maken. De reden, waarom wij een spoedbehandeling vragen, is gelegen in het feit, dat er een betrekkelijk korte termijn aanwezig is, om de eis van Astra, indien zij in het gelijk wordt gesteld, uitvoerbaar te maken. Astra heeft reeds geruime tijd getracht, nadat haar directeur, de heer Charles van Biene, de film „Ren-Hur" op het filmfestival te Carines heeft bezichtigd, in mondelinge besprekingen met de heer P. Paternotte, directeur van MGM, een vastomlijnde offerte voor het huren van de film „Ben-Hur" te verkrijgen. De steeds ontwijkende antwoorden op het punt van verhuur en levering wekte bij Astra langzamerhand argwaan, dat MGM bij het verhuren van de film „Ben-Hur" niet van plan was de normaal usantiële weg te bewandelen. Tijdens het laatste onderhoud op 19 October j.1. met de heer Paternotte, hetwelk ten kantore van de heer Van Biene plaatsvond, als reactie op een aangetekend schrijven per briefkaart, poststempel 10 October 1960, heeft de heer Paternotte te verstaan gegeven, dat hij niet bereid was, op dat tijdstip in te gaan op ons in voornoemd schrijven per briefkaart gedaan bod en dat hij niet in staat was te leveren op 30 December a.s., aangezien er drie copieën van deze film bezet waren in respectievelijk Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Toen de heer Paternotte erop gewezen werd, dat er nog een vierde copie van de film in het bezit van MGM was, beweerde deze, dat die vierde copie in reserve moest blijven. Indien MGM zich de weelde, kan veroorloven een CinemaScope- copie renteloos in de kluis te laten liggen, dan zal het voor deze firma geen bezwaar zijn ook nog een vijfde copie aan te schaffen, hetgeen voor een filmwerk als „Ben-Hur" bovendien geen over bodige weelde is. Het staat MGM natuurlijk vrij dit laatste al of niet te doen. Afgezien nog, of het in reserve houden van een copie wel een normale gang van zaken is, staat het onherroepelijk vast, dat MGM op 30 December kan leveren. Wat nu het bod van Astra betreft, waartegen MGM wat de filmhuurcondities aangaat, zich tot nu toe niet concreet heeft uit gelaten, noch mondeling, noch in de gevoerde correspondentie na 10 October, meent Astra een alleszins redelijk bod te hebben ge daan, daar het gelijkluidend is aan een reeds in 1950 tussen Astra en MGM gesloten contract voor de film „Gone with the wind", welke toen even hoog stond aangeschreven als de film „Ben-Hur" thans. Het enige verschil tussen ons bod en de garantie van ons aandeel der recette, vastgesteld voor „Gone with the wind" is gebaseerd op grond van hogere entree-prijzen en grotere capaciteit van thans en de stijging van de zakelijke onkosten van het Luxor Theater te Arnhem. 23

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 24