De Hermansen Candidaatstelling Hoofdbestuur Het Vrije Volk van 7 Januari j.1. bevat een interview van de heer W. Levie met Dr. W. F. Hermans uit Groningen, waarin laatstgenoemde zich bitter beklaagt over de zijns inziens te geringe belangstelling voor zijn scenario „De woeste wandeling". „Ik vind het naar om het te zeggen", aldus de heer Hermans, ,,maar ik heb er nog geen enkele reactie op gehad. Tja, het is dan ook geen lollige film... en de meeste films van Nederlandse makelij zijn wel lollig. Mijn scenario behandelt de woningnood en ik zou toch zeggen dat dit nog wel 'n actueel onderwerp is. Ik kan er toch niet mee gaan leuren. Moet ik daar nou mee naar Verolme gaan en zeggen: Heb je geen half millioen voor me? Ik weet echt niet hoe deze dingen gaan. Als ik zie hoe het hier werkt, nou, dan worden de meeste films maar een beetje in elkaar gejast. In Nederland lopen ontzettend veel cineasten rond, die er niets van terecht brengen en er ook niets van begrijpen. Anderen krijgen de kans niet. 't Is echt hopeloos, je krijgt helemaal de kans niet es iets te doen. Ze hebben wel 's gezegd dat mijn boek „De donkere kamer van Damocles" geknipt zou zijn voor een film. Maar niemand doet 't toch, er komt toch niks van In het buitenland heb je echte filmmakers. Een film maker is voor mij een kruising tussen een romanschrijver en een toneelregisseur, niet alleen maar een man die goeie fotootjes wil maken. Bovendien: Wie kan er hier in een film spelen? Neem „De zaak MP", hopeloos, zelfs het grimeren was niet goed. In de ene scène was Ko van Dijk veel ouder dan in de andere. De handige jongens blijven hier aan het woord en ze vinden de filmcritici achter zich. Die blijven solidair'. Ziezo. Dat is nog eens even krachtige taal! Wij mogen dat wel. Weg met de internationale reputatie van onze filmmakers! Weg met de vereende pogingen een nationale filmindustrie op te bouwen! Alleen de handige jongens zijn hier aan het woord en niet meneer Hermans, die overigens heel handig met de publiciteit weet om te sprin gen, want geen scenario had zo vroegtijdig zoveel aan dacht als „De woeste wandeling". Allez, Dr. Hermans, ga zo door. Zo bouwen de filmproducenten hun campagne op, U bent al aardig op weg. Wellicht komt dat half millioen ook nog. En dan zullen wij in Nederland te zien krijgen wat nooit vertoond is. Want „ik heb altijd gelijk' zegt de heer Hermans. In de „Donkere kamer" (niet van Damocles natuurlijk) is alles mogelijk, zelfs „de woeste wandeling". Om de „tranen" (niet van de accacia's na tuurlijk) zal hij zich waarlijk niet bekommeren. Hoe lang is het ook al weer geleden, dat een naamge noot van de heer Hermans eveneens het aanschijn der filmwereld zou veranderen, mits hem dat halve millioen maar ter beschikking zou staan. Nou, dat is er zo om en nabij gekomen en de film ten langen leste ook. Maar de naamgenoot van de heer Hermans heeft zijn les geleerd. Nimmer werd echter een les zó duur betaald. En dat is nu de kwestie. Hermans' naamgenoot sprong onvervaard weer op de vertrouwde Bühne, ver weg zelfs, maar zij die het gelag hebben betaald, de mensen van het métier (en geen Verolmes), hetzij in de productie, hetzij in de handel, moeten iedere dag opnieuw met de film voort. En er is niemand die de tekorten aanzuivert. Zij zitten in tegendeel opgescheept met een stille vennoot, die het laatje leeghaalt alvorens wie ook aan zijn rechtmatig deel te pas komt. Vandaar, dat „De woeste wandeling" wel naarstig wordt bestudeerd in een bureaula is zij beslist niet blijven liggen maar de vraag of realisatie mogelijk is, wordt zelfs in het door Dr. Hermans zo vereerde buiten land in het buitenland heb je echte filmmakers zegt hij niet bepaald door de scenarioschrijver, die slechts een onderdeel vormt in het zo ingewikkelde proces van de filmvervaardiging, maar door samenspel van onderne mende en scheppende krachten, dat nu eenmaal de grond slag vormt voor de totstandkoming van speelfilms. Ingevolge artikel 12 van het Algemeen Bondsreglement deelt het Hoofdbestuur mede, dat van de Hoofdbestuurs leden dit jaar aan de beurt van aftreden zijn de heren Joh. Miedema te Sneek, Voorzitter; W. J. F. van Ewijk te Bussum en R. Uges te Rijnsaterwoude. Krachtens artikel 12 C van het Algemeen Bonds reglement nodigt het Hoofdbestuur de leden uit namen, voornamen en woonplaatsen van de gewenste candidaten voor de desbetreffende vacatures schriftelijk en door ten minste elf leden ondertekend aan het Bondsbureau op te geven, vier weken vóór de datum der jaarlijkse algemene ledenvergadering, welke op 10 april a.s. te 's-Hertogen- bosch zal worden gehouden. De aftredenden zijn op grond van artikel 12 F van het Algemeen Bondsreglement ter stond herbenoembaar. Als candidaten kunnen worden gesteld: a. in de vacature van voorzitter zij die zelf lid zijn van de Bond of wier maat- of vennootschap, vereniging of stichting lid is van de Bond, ongeacht het genre van het bedrijf, hetwelk zij exploiteren; b. in de vacature, ontstaan door het periodieke aftreden van de heer Van Ewijk, personen, die zelf lid zijn van de Bond of wier maat- of vennootschap, vereniging of stichting lid is van de Bond en die zijn eigenaar, mede vennoot of bestuurder van een filmfabriek, filmpro ductiezaak of filmverhuurkantoor; c in de vacature, ontstaan door het periodieke aftreden van de heer Uges, personen, die zelf lid zijn van de Bond of wier maat- of vennootschap, vereniging of stichting lid is van de Bond en die zijn eigenaar, mede vennoot of bestuurder van een permanente of reizende bioscoop en zich niet bezighouden met filmfabricage. filmproductie of filmverhuur, tenzij zij bestuurslid zijn van een plaatselijke of provinciale afdeling van ex ploitanten.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 6