Ledenvergaderingen Bedrijfsafdeling Filmverhuurders Vergadering Ledenraad Raad voor de Kunst dat beide afgetreden leden sedert het einde van de oorlog deel hebben uitgemaakt van de Raad en zich gedurende die periode verdienstelijke leden hebben getoond, met grote interesse voor het wel en wee van organisatie en be drij fsgenoten. Het Bestuur van de Raad had gemeend, dat een afscheid na een zo'n lange staat van dienst niet onop gemerkt behoorde te geschieden, weshalve het hen had uitgenodigd als eregasten de jaarvergadering bij te wo nen. Als bewijs van erkentelijkheid bood hij hierna na mens de Raad een attentie in zilver aan. De afgetreden leden dankten de Voorzitter en hun col lega's in de Raad voor de jarenlange prettige samenwer king, waarvan zij veel geleerd hadden. Met enige weemoed realiseerden zij zich de betekenis van dit afscheid, in het bijzonder de heer Van Bentum, die het bedrijf heeft ver laten. Na de lunch werd de rondvraag benut voor een voort gezette geanimeerde gedachtenwisseling over verscheidene onderwerpen. De vergadering werd om half vier gesloten. Op 6 maart j.1. heeft op het Bondsbureau een vergade ring van de Ledenraad plaatsgevonden, welke werd bij ge woond door de heren Joh. Miedema, voorzitter; H. S Boekman, vice-voorzitterE. Alter, E. van Buren, M Desmet. L. van Dommelen, W. F. Dubbeldeman, J. J. L Gielisse, J. H. Kroon, P. Kijzer, C. van Liere, L. W. R Meyer, P. J. N. R. Ooms, J. L. Paerl, P. J. Paternotte, J de Wilde, C. van Willigen, H. Zondervan, leden; en J. G J. Bosman, secretaris. Behandeld werd een hoger beroep, ingesteld door de heer J. W. A. Weber te Alkmaar, tegen een afwijzende beslissing van het Hoofdbestuur om genoemde heer toe te laten tot het lidmaatschap van de Bond en de exploitatie van het Victoria Theater te Alkmaar te zijnen name in het Bedrijfsregister in te schrijven. De Raad heeft besloten het beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn niet-ontvankelijk te verklaren. Bij de opening van de Ledenvergadering der Bedrijfs afdeling Filmverhuurders, die op 17 februari werd gehou den, sprak de Voorzitter, de heer H. S. Boekman, een woord ter nagedachtenis van de heer P. L. Ooms. De aan wezigen namen daarna enige ogenblikken stilte in acht. Ingevolge artikel 25 B van het Algemeen Bondsregle ment werden bij enkele candidaatstelling tot leden van de Ledenraad gekozen verklaard de heren P. Kijzer en P. J. N. R. Ooms in de vacatures, ontstaan door het aftreden van de heren W. J. F. van Ewijk en C. S. Roem. In de rondvraag werd ruimschoots aandacht besteed aan het voornemen van een belangrijk bioscoopconcern om het begin van de speelweek te verplaatsen van vrijdag naar donderdag". Tenslotte werd gesproken over het sluiten op zaterdag van de filmverhuurkantoren in verband met de verlangens van het personeel van deze kantoren. Uit deze discussie. die over dit onderwerp ontstond, bleek, dat de leden be langstelling hadden voor een uniforme regeling op dit punt en bovendien voor een regeling op het gebied van de vacantie en vacantie-bijslag. De vergadering verzocht het Bestuur een voorstel te ontwerpen. De Voorzitter zei de vergadering toe dit punt op de agenda van de jaarlijkse ledenvergadering te plaat sen, vergezeld van een uitgewerkt voorstel. De jaarlijkse ledenvergadering der Afdeling is gehou den op 10 maart. In deze vergadering werden het jaar verslag over het jaar 1960, de rekening en verantwoording van het financieel beheer over 1960 goedgekeurd en de begroting van ontvangsten en uitgaven voor het jaar 1961 vastgesteld. De Bestuursleden, de heren H. S. Boekman, C. S. Roem, W. J. F. van Ewijk en W. Hemelraad, die aan de beurt van aftreden waren, werden herkozen bij enkele candi daatstelling. Tot voorzitter werd de heer H. S. Boekman herkozen en tot penningmeester de heer C. S. Roem. De ledenvergadering besloot als candidaten voor de vacatures van voorzitter en lid-filmverhuurder van het Hoofdbe stuur, in welke vacatures ter jaarvergadering op 10 april moet worden voorzien, de heer Joh. Miedema als voor zitter en de heer W. J. F. van Ewijk als lid-filmverhuurder aan te bevelen. Bij de bespreking van het jaarverslag werd door een aantal leden het onderwerp re-issuerechten aan de orde gesteld. Het Bestuur heeft toegezegd een voorstel tot het vast stellen van een bedrij f sbesluit betreffende dit onderwerp op de agenda van de volgende ledenvergadering te plaatsen. Verder is van gedachten gewisseld over een voorstel, in dier voege, dat de keuringskaarten niet meer afzonder lijk worden verzonden, maar bevestigd worden aan de binnenzijde van de filmdozen. De ledenvergadering heeft besloten, dat aan de Leden raad alsnog een voorstel zal worden voorgelegd tot wijzi ging van genoemd artikel. De vergadering heeft als haar mening uitgesproken, dat de minimumprijs voor het afstaan van films voor televisie uitzendingen, als vermeld in de overeenkomst tussen de Bond en de Nederlrndse Televisie Stichting, niet meer in overeenstemming is met het sterk uitgebreide aantal tele visietoestellen en heeft besloten het Hoofdbestuur te ver zoeken stappen te ondernemen, welke tot een verbetering van deze minimumprijzen kunnen leiden. Het laatste punt van de agenda behelsde het voorstel om een voorschrift uit te vaardigen, dat betrekking heeft op een uniforme vacantie- en vacantietoeslag-regeling voor het personeel van de filmverhuurkantoren. Dit voorstel zal nader bestudeerd worden. In het october/november nummer van de vorige jaar gang van het Bondsorgaan is een bericht opgenomen iver de benoeming van een aantal leden van de Raad voor de Kunst op hun verzoek eervol ontslag zou zijn verleend. In werkelijkheid is het ontslag echter verleend op grond van de wettelijke bepalingen, dat de leden van de Raad voor de Kunst na twee zittingsperioden niet meer her benoembaar zijn. 40

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 10