Werktijdenbesluit voor bioscopen Ingevolge Besluit van 15 oktober 1960, gepubliceerd in het Staatsblad voor het Koninkrijk der Nederlanden 1960/439 dient in het Werktijdenbesluit voor Bioscopen in artikel 16 onder b in plaats van: „zesduizend negen honderd gulden" gelezen te worden: „zevenduizendvier- honderdvijftig gulden". Dit Besluit trad in werking op 1 januari 1961. Het be paalde in het Werktijdenbesluit is dus thans niet van toe passing op de arbeid van personen, die, niet zijnde hoofd of bestuurder der onderneming, aan het hoofd staande van een bioscoop en de personen wier jaarlijks in geld vastgestelde loon in de onderneming, waarin zij werkzaam zijn. zevenduizendvierhonderdvijflig gulden of meer be draagt; met dien verstande, dat het bepaalde in artikel 10 van het Werktijdenbesluit, betreffende het arbeidsregister en het in de artikelen 14 en 16 t/m 21 der Arbeidswet 1919 bepaalde voor alle personen werkzaam in bioscoop ondernemingen van toepassing is. Bij de voorbereidingen voor het tot stand komen van het Werktijdenbesluit, nu drie jaar geleden, zijn onzerzijds in de besprekingen met de Directeur-Generaal van de Arbeid bezwaren naar voren gebracht tegen de bepalingen in het ontwerp-besluit, die betrekking hadden op de verplichting van de exploitanten om de werknemers in het bioscoop bedrijf tenminste 13 zondagen per jaar vrij te geven. Aan deze bezwaren is weliswaar tegemoet gekomen door het toevoegen van een bepaling, waarin de mogelijkheid wordt gegeven om de 13 vrije zondagen te compenseren door een extra vrije avond in de week, maar deze bepaling geldt slechts tot 1 juni van dit jaar. De mogelijkheden om het bioscooppersoneel 13 vrije zon dagen per jaar te geven zijn in de drie jaren, die sinds het van kracht worden van het Werktijdenbesluit zijn verstre ken eerder kleiner dan groter geworden. Het is aan het karakter van het bioscoopbedrijf inhae- rent dat de bioscopen met het bioscooppersoneel juist in dat gedeelte van de week, wanneer degenen die in de meeste andere bedrijven werkzaam zijn, van hun vrije tijd genieten, volledig beschikbaar moeten zijn om de laatsten in de gelegenheid te stellen hun ontspanning in de bio scoop te vinden. In 't bioscoopbedrijf zijn, in tegenstelling tot vele andere bedrijven, die ook gedurende het weekeinde verplicht zijn te blijven functionneren, de werkzaamheden niet gelijkelijk over de hele week gespreid, maar deze zijn voornamelijk geconcentreerd op de zaterdag en de zondag. Als gevolg hiervan zal het volledige personeel in de regel gedurende de zaterdag en de zondag mee moeten werken, terwijl de grootte van het personeel dan nog is afgestemd op de werkzaamheden, die op deze beide dagen verricht moeten worden. Het is geenszins te verwachten, dat de gewoonte van het publiek om voornamelijk op zaterdag en zondag de bioscoop te bezoeken, zodanig zal veranderen, dat het bezoek regelmatig over alle dagen van de week zal worden gespreid. Na het in werking treden van het Werktijdenbesluit op 1 juni 1958 is er door de bioscoopexploitanten algemeen naar gestreefd, ondanks vele moeilijkheden, het personeel de voorgeschreven zondagen vrij te geven. Een groter probleem is de krappe arbeidsmarkt; het is niet te ver wachten, dat binnen afzienbare tijd de grootte van de vraag naar en het aanbod van personeel elkaar zullen benaderen. Een groot aantal bioscoopondernemingen heeft te kampen met een chronisch personeelsgebrek; in deze bioscopen is het volstrekt onmogelijk om het personeel de vrije zonda gen te geven. De Sociale Commissie voor het Bioscoopbedrijf heeft in oktober van het afgelopen jaar onder de bioscoopexploi tanten een enquête ingesteld, waarvan enige resultaten hieronder worden vermeld. In minder dan 20% van de bioscopen is het mogelijk de werknemers 13 zondagen per jaar vrij te geven; in 60 van de bioscopen heeft het personeel geen tot 4 zondagen per jaar vrij. waarvan meer dan de helft slechts twee zondagen. In 75 van de bioscopen blijkt het onmogelijk het werkrooster zodanig op te stellen, dat alle leden van het personeel 13 zondagen per jaar vrij hebben. Het is gebleken, dat voor het merendeel van de bedrij ven het aantrekken van remplaganten de enige mogelijkheid is om het vaste personeel vrije zondagen te verschaffen. Ongeveer 70 van de bioscoopexploitanten heeft dan ook pogingen in het werk gesteld om remplaganten aan te trekken, waarvan de overgrote meerderheid zonder succes, omdat zij, die in aanmerking komen het aantal werkuren Ie klein en de beloning, zoals die is vastgesteld in de Loonregeling te gering achten. Als men er eindelijk in is geslaagd remplaganten te vinden blijkt meer dan eens, dat deze als gevolg van hun gebrek aan ervaring en vakbekwaamheid het bedrijf schade be rokkenen. Resumerend kan gezegd worden, dat een zeer groot deel van de bioscoopexploitanten thans in de onmogelijkheid verkeert om aan de eisen van het Werktijdenbesluit te voldoen. De werkgevers in het bioscoopbedrijf, leden van de Ne- derlandsche Bioscoop-Bond en de werknemers, georgani seerd in de ..Nederlandse Katholieke Bond Sint Antonius" en de ..Algemene Bond Mercurius", hebben de Staats secretaris van Sociale Zaken medegedeeld, dat zij allen de mening zijn toegedaan, dat de dispensatie, vervat in arti kel 4, lid 3, van het Werktijdenbesluit, waarin de moge lijkheid wordt gegeven om de 13 vrije zondagen te com penseren door een extra vrije avond in de week. dat van kracht is tot 1 juni van dit jaar, dient te worden verlengd, aangezien een dwingend voorschrift om de werknemers 13 zondagen per jaar vrij te geven in de huidige omstan digheden volstrekt onuitvoerbaar is en dat de periode van drie jaar een te korte tijd is gebleken voor een aanpassing aan de nieuwe situatie ontstaan door het van kracht wor den van het Werktijdenbesluit. De Staatssecretaris zal over dit verzoek van de Sociale Commissie advies vragen aan de Sociaal Economische Raad. Daarbij zal gelegenheid zijn het dezerzijds ingeno men standpunt nog nader te verdedigen. 60

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 28