Hoofdbestuur huldigt mr Greup Ter gelegenheid van het feit, dat mr G. M. Greup 25 jaar geleden zijn functie als Voorzitter van de Commissie Nieuwe Zaken van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft aanvaard vond op dinsdag 18 juli op het Bondsbureau een ontvangst door het Hoofdbestuur plaats, waarin de heer Greup, mede in aanwezigheid van zijn echtgenote, in kleine kring werd gehuldigd. Behalve de leden van het Hoofdbestuur en de Bondsdirecteur waren bij deze huldi ging tevens aanwezig de leden en de secretaris van de Commissie Nieuwe Zaken. De Voorzitter, de heer Joh. Miedema, sprak tijdens de vergadering de heer Greup toe. Hij herinnerde er aan, dat mr Greup op 26 maart 1936 op grond van het nieuwe Le den- en Zakenbesluit in zijn functie werd bevestigd als voorzitter van de ingestelde Commissie Nieuwe Zaken. Deze commissie functioneerde tot de reglementair vastgestelde datum van 17 februari 1938 en tijdens deze periode wer den door haar 39 aanvragen, wraarvan er 37 betrekking hadden op bioscopen, behandeld. Daarna werd op grond van een overgangsbesluit, dat slechts voor korte tijd be doeld was, de behandeling van aanvragen voor nieuwe zaken door het Hoofdbestuur overgenomen. Door om standigheden functioneerde dit besluit veel langer dan voorgenomen was. Daarop volgde de tweede wereldoorlog, die het normale functioneren van het Bondsapparaat langzamerhand onmo gelijk maakte. Na de herrijzenis van de Bond in mei 1945 gaven de eerste na-oorlogse jaren een enorme stijging te zien van de algemene filmbelangstelling bij het Neder landse volk, welke belangstelling een stormachtige uit breiding van het aantal bioscopen opleverde. Deze uit breiding baarde gedurende de eerste jaren geen zorgen, zodat ook toen de aanvragen als vanouds door het Hoofd bestuur werden afgedaan. De nieuwe ontwikkelingen, die zich voordeden, nood zaakten het Hoofdbestuur echter opnieuw de behandeling van aanvragen voor nieuwe zaken voorgoed in handen te leggen van een autonome commissie, staande onder leiding van een voorzitter, die niet uit het bedrijf afkomstig was. Het Hoofdbestuur prees zich gelukkig daarvoor een beroep te kunnen doen op een figuur, die terzake op ervaring kon bogen en het eigene van ons mooie bedrijf had leren kennen, namelijk mr Greup. Tot genoegen van het Hoofdbestuur bleek mr Greup deze functie opnieuw te ambiëren. Op 11 november 1947 werd de Commissie Nieuwe Zaken geïnstalleerd, waar bij mr Greup als Voorzitter van deze commissie in zijn functie werd bevestigd. Van de 99 zittingen, die de commissie sedertdien heeft gehouden, heeft mr Greup er 89 persoonlijk geleid en heeft hij aan meer dan twee honderd beslissingen meegewerkt op een wijze, die boven alle lof verheven is. De Bondsvoorzitter bracht in herinnering, dat mr Greup in het tweede halfjaar van 1959 door ziekte de leiding tijdelijk uit handen moest geven, maar dat overigens de verschillende plaatsvervangende voorzitters maar spora disch in functie zijn geweest. De heer Miedema wees erop, dat de commissie in de 99 gehouden vergaderingen 255 aanvragen behandelde. Zij heeft daarmede een omvangrijke en belangrijke taak ver richt in het algemeen belang van het film- en bioscoop bedrijf en aan de heer Greup komt de eer toe, dat negentig procent daarvan onder zijn leiding is geschied. De commissie verleende toestemming voor de exploitatie van 93 nieuwe permanente bioscopen; drie reisbioscopen; zeven filmfabrieken en drie nieuwe bedrijfstakken van een filmfabriek; 2 productiezaken en vijf nieuwe bedrijfs takken; tien filmverhuurkantoren en vier nieuwe bedrijfs takken. Zij weigerde de gevraagde toestemming voor de exploitatie van 62 nieuwe bioscopen; vier reisbioscopen; drie filmfabriekenen twee nieuwe bedrijfstakken; drie productiezaken en een nieuwe bedrijfstak ;negen filmver huurkantoren en vijf nieuwe bedrijfstakken. Bovendien heeft de Commissie Nieuwe Zaken in enkele gevallen het initiatief genomen om het Hoofdbestuur enkele waardevolle adviezen te verstrekken met betrekking tot de verbetering van de reglementaire voorschriften op het terrein van de Tenslotte bood de Bondsvoorzitter mr Greup een stof felijk huldeblijk aan. De heer Miedema verraste mevrouw Greup met een bos bloemen. Als oudste lid van de Commissie Nieuwe Zaken richtte vervolgens de heer J. L. Paerl te Amsterdam zich tot mr. Greup om deze mede namens de andere leden van harte dank te zeggen voor de wijze, waarop hij steeds de vergaderingen van de commissie heeft geleid. De heer Paerl sprak de hoop uit, dat mr. Greup zijn werkzaamhe den als Voorzitter van de Commissie Nieuwe Zaken nog vele jaren in goede gezondheid zal mogen verrichten. Mr. Greup betuigde in een korte toespraak het Hoofd bestuur en de leden van de Commissie Nieuwe Zaken ten slotte zijn dank voor de huldiging, die hem ten deel was gevallen. Na enige herinneringen te hebben opgehaald uit de vooroorlogse jaren verklaarde hij met genoegen na de bevrijding het voorzitterschap van de commissie weer op zich te hebben genomen. Mr. Greup noemde het een voorrecht om dit werk te mogen doen, omdat het altijd belangwekkend is iets van een bedrijf mee te maken, dat zoveel aan de weg timmert en dat zo sterk rekening moet houden met de psychologie van het publiek. Bovendien achtte mr. Greup het bijzon der aantrekkelijk, dat de Nederlandse Bioscoop-Bond het werk op het gebied van de vestiging zelf deed, zonder een beroep op de overheid te doen. Dit is alleen mogelijk dankzij een perfecte organisatie. Tenslotte geeft deze functie voorts de mogelijkheid van een geregeld contact met mensen, die een zeer interessant bedrijf uitoefenen. Bij de werkzaamheden van de commissie bleek de heer Greup steeds getroffen te zijn door de grote mate, waarin de leden bereid zijn tijd en moeite te geven voor het werk van hun organisatie, hetgeen vaak ten koste van hun eigen bedrijf moet gaan. Na het dankwoord van mr. Greup bleef het gezelschap vervolgens nog enige tijd op het Bondsbureau bijeen, waarbij verversingen werden aangeboden. 133

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 31