ontdoende van alle onthullingen een al te naakte waarheid
overhouden, eerlijk maar ruw. en gespeend van alle teder
heid en eerbied, die de menselijke liefde onderscheidt van
de animale seksualiteit.
Men zal ons ongetwijfeld tegenwerpen, dat ook in Lady
Chatterley's Lover de dingen bij hun naam worden ge
noemd, dat ook hier het liefdesspel en de gemeenschap
zijn beschreven, dat deze echter tóch aanvaardbaar zijn
gebleken.
Dit zijn echter twee niet vergelijkbare grootheden. Het
geschreven woord, het boek, zal zeker niet door de grote
massa worden gekocht, terwijl de film met zeer veel aan
duidelijkheid en sensatie niets te wensen overlatende re
clame aan iedere Nederlander van achttien jaar en daar
boven zou worden aangeprezende Bioscoopwet be
schouwt immers het meisje en de jongeling van achttien
jaar als „volwassen"
Daarbij komt, dat de visuele indruk van film en televi
sie oneindig veel directer en sterker is dan die van het
woord, gesproken of geschreven. Zo speelt de identificatie,
in dit geval met de man en de vrouw van het liefdesgebeu-
ren, bij de medebeleving van de illusie op het scherm een
zo grote rol, dat ook de blijvende nawerking in de affec
tieve sfeer en structuur van de toeschouwer zeer veel groter
is dan bij elke andere vorm van (massa)communicatie.
De belangstelling en aandacht van de doorsnee-kijker
zou zeker in hoofdzaak worden getrokken door en gecon
centreerd zijn op, de beide zowel visueel als auditief aan
emotionerend effect niets te wensen latende scènes waar
mee naar men zegt de film staat of valt en zonder welke
zij zeker geen kans had gehad een best-seller te worden
Nu zouden deze realistische scènes een overcompensatie
kunnen zijn van de vroeger soms al te prude en angstval-
lig-kuise normen, welke tot ongeveer de laatste wereld
oorlog het leven en vooral ook de publiciteit beheersten.
Overcompensatie, het doorslaan nu is het sterkst te con
stateren bij de jeugd, en men moet haar dan ook niet al
te zeer verwijten, dat zij te ver gaat, en soms de goede
smaak verliest. Het is zelfs te verdedigen dat zij dit doet,
als reactie op de in ons land zeker soms wel heel erg
zwaar op de handse voorzichtigheid en bekrompenheid
van sommige ouderen. Maar ook is het een geluk, dat deze
laatsten nog steeds de (voornaamste) touwtjes in handen
hebben.
De grens
De moeilijkheid ligt in de grens die moet worden ge
trokken tussen het normaal-aanvaardbare en datgene wat
over de schreef gaat moreel, ethisch-psychologisch en
wettelijk.
Met dit laatste criterium alleen nu heeft de Centrale
filmkeuring te maken; nog steeds blijkt het misverstand
te heersen, dat zij andere normen voor toelaten of afkeu
ren heeft, dan die de wet geeft: niet voor openbare ver
toning toelaten, wat in strijd is met de openbare orde en
de goede zeden. De overtuiging dat een groot deel van het
Nederlandse volk aanstoot zou nemen aan de gehele in
vele details gegeven liefdescènes heeft hier in hoofdzaak
het afwijzend oordeeld bepaald, en terecht.
Met intelligent-geestige ontleding en fraseologie en met
dikke woorden als „breikousenmentaliteit", „een filmkeu
ring met enig benul", „die zich met een verbod alleen
maar belachelijk maakt"" en dgl. komt men niets verder,
nog minder met een ietwat grof-studentikoze en ook wel
laatdunkende kritiek.
Het betreft hier delicate gevoelswaarden, die voor de
een anders zullen liggen dan voor de ander, even moeilijk
in discussie en woordenstrijd te benaderen als een kunst
zinnige of religieuze controverse.
Indien ergens, dan is hier niet de logische ontleding en
het intelligente oordeel beslissend, maar het algemeen-
menselijk gevoel, het aanvoelen van wat er wél doorkan en
wat tegen de borst stuit, wat een gevoel van onlust geeft,
van gêne, zoals de Groningse studente het zo juist uitdrukt.
Algemeen geldende ethische normen en maatstaven hier
voor zijn moeilijk vast te stellen. Een ieder zal voor zich
zelf moeten en kunnen aanvoelen, welke grap b.v. wel en
welke niet in damesgezelschap past, ook al bestaat hier in
het algemeen wel een communis opinio. Een ieder voelt
waarom b.v. het „manneke-pis" door de vertedering jegens
het kind als beeld volledig aanvaardbaar is, terwijl het
beeld van een volwassen man in een dergelijke activiteit
eenvoudig ondenkbaar is.
Tot heden bleef ons ook de expliciete weergave van de
geslachtsgemeenschap in de bioscoop bespaard; met Les
Amants zou een eerste stap van quasi-moderne openhartig
heid en waarheids-weergave zijn goedgekeurd, welke onge
twijfeld door de filmindustrie met andere dergelijke va
rianten met nog sensationeler detaillering, in opbouw en
uitwerking ook van het begeleidende „echt-menselijke"
verhaal en gebeuren, zou zijn gevolgd.
Hiertegen verzet zich de natuurlijke menselijke gêne, de
schaamte, die hij gevoelt, wanneer wat hij instinctief als
kostbare intimiteit wil bewaren, te grabbel wordt gegooid
aan de gretige begerigheid van Jan en Alleman.
„Zware kritiek"
De Groningse brochure begint met te zeggen„Het is
een bekend feit, dat de werkzaamheden van de Centrale
Commissie voor de Filmkeuring aan zware kritiek onder
hevig zijn".
Inderdaad, en dit is niet erg; wie aan de weg timmert,
wordt nu eenmaal door iedere voorbijganger kritisch be
keken.
Deze commissie kan zelve moeilijk tegen al die stuurlui
aan de wal haar koers en het kompas, waarop zij vaart,
verdedigen. Dit is in het algemeen ook niet nodig, maar
soms is toch een wederwoord wenselijk. Want ook het
filmkeuren is iets, dat geleerd moet worden, waarin men
ervaring moet krijgen, óók om te kunnen beoordelen, wat
wel en wat niet aanstoot zou geven aan een niet te ver
waarlozen deel van het Nederlandse volk.
Eén vraag nog: Waarom komt bovengenoemde motive
ring van de herkeuringscommissie niet voor in de brochu
re? Dit bevreemdt te meer, omdat wel ruimte beschikbaar
bleek te zijn voor het „studentikoze" handigheidje, dat
uit een vergelijkend antwoord van de voorzitter de identi
teit meende te mogen afleiden van geslachtsgemeenschap
en perversiteit in de ogen dezer commissie?
Ook hier schijnt enige gêne voor deze conclusie
wel op zijn plaats te zijn.
Ten slotte: één opmerking van twee uitgenodigde critici
zou ik nog willen vermelden, waar prof. mr dr P. A. H.
Baan waarschuwend zegt, dat „grof sadisme wordt geduld"
136