Conventies voor tijdelijke invoer van beroepsapparatuur Filmauteursrecht een Internationaal vraagstuk Japanse bioscopen tegen films voor televisie en dr K. van Dijk meent dat ,,horror"-films geen stro breed in de weg wordt gelegd". Ik geloof niet, dat deze uitspraken in het algemeen waar zijn; het is wel zeker, dat de filmkeuring ook op dit punt waakzaam is: het aantal van dit soort griezel- en wreed- heidsfilms, dat wordt afgekeurd of besnoeid, is zeker veel groter dan wegens ,,sex"-problemen of uitbeeldingen. Toch kan ik het geheel eens zijn met de tendens van deze woorden, dat hier het gevaar voor „de goede zeden" aan zienlijk groter is dan bij die waarbij de normale erotische liefde hoofdthema en inhoud vormt. Misschien wil de Groninger Studenten Filmliga haar speciale aandacht en zoeklicht eens richten op de griezel film, waarin wreedheid en geweld de hoofdrol spelen? En dan voor de leesbaarheid meer hoofdletters ge bruiken en beter interpunctie aanbrengen tussen niet al te lange zinnen? F. H. GLASTRA VAN LOON. Bovenstaande interessante beschouwing hebben wij ontleend aan de Nieuwe Rotterdamse Courant van dinsdag 11 juli 1961. De Internationale Raad voor Samenwerking op Dou anegebied de zogenaamde Conseil de Coopération Dou- anière heeft in Rrussel overeenstemming bereikt met betrekking tot twee conventies, die ten doel hebben de tij delijke invoer van beroepsapparatuur en zaken, die be stemd zijn voor tentoonstellingen, jaarmarkten, internatio nale congressen of dergelijke manifestaties, te vergemak kelijken. De beide conventies zijn door de Conseil de Coopération Douanière uitgewerkt in nauw overleg met functionarissen van de Algemene Overeenkomst van Tarieven en Handel (General Agreement on Tariffs and Trade) en van de Unesco, de culturele organisatie van de Verenigde Naties. De Conseil, die op het ogenblik 28 leden-staten telt, is een intergouvernementele organisatie, waarvan alle landen lid kunnen worden. De Conseil heeft vooral tot doel de dou aneregelingen op internationaal niveau met elkaar in over eenstemming te brengen en te vereenvoudigen. De beide conventies kunnen tot 31 maart 1962 door de landen wor den ondertekend. De conventie met betrekking tot de tijdelijke invoer van beroepsapparatuur maakt de tijdelijke toelating mogelijk in de aangesloten landen van een grote verscheidenheid van goederen, waaronder begrepen zijn het nodige materi aal voor vertegenwoordigers van pers, radio, televisie en film, die zich in een ander land begeven met het oog op het maken van reportages, uitzendingen of films. De con ventie omvat voorts ook instrumenten van wetenschaps mensen, artsen, deskundigen en zoals het materiaal voor op tournee zijnde kunstenaars, toneelgroepen en orkesten. De conventie met betrekking tot de faciliteiten, die zijn overeengekomen voor de toelating van goederen, die be stemd zijn om te worden aangeboden of gebruikt op een tentoonstelling, jaarmarkt, congres of soortgelijke mani festaties, maakt de tijdelijke invoer mogelijk van tal van goederen voor bijvoorbeeld exposities van instructieve, wetenschappelijke of culturele aard, maar ook voor in ternationale bijeenkomsten, die zijn uitgeschreven door in ternationale organisaties. Talrijke voorwerpen zullen op basis van de nieuwe conventie tijdelijk in de aangesloten landen kunnen worden ingevoerd. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor films, geluidsbanden, projectieapparatuur en dergelijke. De Conseil de Coopération Douanière is voorts bezig met de voorbereidingen voor een nieuwe conventie om een carnet in het leven te roepen, die het gebruik van natio nale documenten bij tijdelijke invoer zou kunnen vervan gen. Met het oog op een zo groot mogelijke vereenvoudi ging van de douaneformaliteiten met belrekking tot de tijdelijke invoer heeft de Conseil het noodzakelijk geacht de staten, die in de toekomst de beide conventies over de tijdelijke invoer zullen toepassen, te wijzen op het belang, dat moet worden gehecht aan een zo groot mogelijk ge bruik van het carnet, zodra de conventies van kracht wor den. Is een film een werkstuk van een enkel persoon of van verschillende personen? En wie van de betrokkenen kan worden beschouwd als de juridische „auteur" van de film? Dat zijn de vraagstukken, die ter sprake zijn gekomen op een conferentie te Genève van een studiegroep voor de internationale bescherming van cinematografische werken, die was georganiseerd door het bureau van de Union In ternationale pour la Protection des oeuvres littéraires et artistiques (de zogenaamde Unie van Bern) en de Lnesco, de culturele organisatie van de Verenigde Naties. De internationale wetgeving op het gebied van het film auteursrecht bevindt zich nog in de kinderschoenen. De ontwikkeling van het internationale recht ondervindt gro ter hinder van de verschillen, die er in dit opzicht in de rechtssystemen van de onderscheidene landen bestaan. In sommige landen wordt alleen de filmproducent als auteur beschouwd. In andere landen erkent men het bestaan van een groep auteurs, zoals scenarioschrijver, dialoogschrij ver, componist, regisseur en producent, terwijl in sommige landen ook de acteurs of de schrijver van het boek, dat de basis van het scenario heeft gevormd, tot de auteur in ju ridische zin worden gerekend. Het spreekt vanzelf, dat de auteursrechten in de inter nationale filmhandel onder deze omstandigheden tot grote verwikkelingen aanleiding geven. De deskundigen op het gebied van het auteursrecht, die door de Unie van Bern en de Lnesco bijeen waren geroepen, zullen thans trachten te komen tot een overzicht van de wettelijke regelingen in de verschillende landen. Het ligt in de bedoeling de basis te leggen voor een eventuele herziening van de rechtsre gels, die het auteursrecht op cinematografische werken be schermen, om aldus een coördinatie van deze regels op in ternationaal niveau tot stand te brengen. Dit zal geschie den in overleg met de verschillende internationale organi saties van het film- en bioscoopbedrijf. De Japanse bioscoopexploitanten zijn voornemens de filmproducenten en -verhuurders te boycotten, indien zij films voor vertoning aan de Japanse televisie leveren. Dat is uitgesproken in een resolutie, die op een algemene ver gadering van de Japanse bioscoopbond is aangenomen. De Japanse bioscooporganisatie heeft tevens een beroep ge daan op de financiële commissie van het parlement om de discriminatie ongedaan te maken, die bestaat doordat de vertoning van films door de televisie in tegenstelling tot die in de bioscopen, niet aan een vermakelijkheidsbelas- ting onderhevig is. 137

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 35