Frankrijk protesteert tegen beperking Westduitse filminvoer Franse bioscoopexploitanten overwegen totale sluiting Engeland discussieert over derde circuit De Franse regering heeft bij de regering van de Bonds republiek Duitsland een protest ingediend tegen de beper kingen, die West-Duitsland op de invoer van Franse speel films heeft ingesteld en die nog steeds gehandhaafd blij ven. Terwijl de Verenigde Staten en Groot-Hrittannië zo veel films naar West-Duitsland mogen uitvoeren als ze willen, is het Frankrijk niet toegestaan in dit land meer dan 35 films per jaar in te voeren, afgezien van speciale invoervergunningen voor films, die bestemd zijn voor vertoning op filmfestivals en dergelijke. Extra vergun ningen voor filminvoer kunnen worden verstrekt, indien de uitvoer van Westduitse films naar Frankrijk het getal van zestien overschrijdt. In 1960 heeft Frankrijk zeventig films naar West-Duits land uitgevoerd. Dit jaar is het toegestane aantal van 35 reeds bereikt, terwijl de Franse filmproducenten nog twintig films voor West-Duitsland gereed hebben liggen. De invoervergunningen voor deze films worden echter niet verstrekt. Frankrijk wenst daarom opheldering op twee punten: waarom is de filminvoer uit de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap, niet aan beperkingen onderhe vig en waarom worden minder invoervergunningen voor Franse films verstrekt dan vorig jaar? De moeilijkheden zijn een uitvloeisel van een besluit van de Westduitse regering, dat vorig jaar mei van kracht is geworden en dat een vrijwel volledige vrijmaking van de filminvoer tot gevolg had. Buiten deze regeling vielen ech ter Franse en Italiaanse films, aangezien in deze beide lan den de filmproductie aanzienlijke subsidies geniet. Ten einde een verstoring van de concurrentieverhoudingen te voorkomen, heeft de Bondsregering vorig jaar besloten om ten aanzien van de invoer van Franse en Italiaanse films contingentering te handhaven. De Westduitse regering is de mening toegedaan, dat de in Frankrijk en Italië bestaande stelsels ter subsidiëring van de nationale filmindustrie onverenigbaar zijn met de beginselen van de Europese Economische Gemeenschap. Over de rond de internationale filmhandel ontstane moei lijkheden in het kader van de E.E.G. is reeds in de loop van het vorige jaar verschillende keren op internationaal niveau onderhandeld, maar tot een oplossing is men nog steeds niet gekomen. De Fédération Nationale des Cinémas Frangais, de Franse organisatie van bioscoopexploitanten, waarbij 6587 theaters zijn aangesloten, heeft einde juni in Reims een algemene vergadering gehouden onder leiding van de nieuwe president Jean-Charles Edeline. Edeline volgde de heer Trichet op, die veertien jaar president van de Fédé ration is geweest, maar die de laatste tijd aan ernstige kri tiek heeft blootgestaan en niet werd herkozen. Uit protest tegen de niet-verkiezing van de heer Trichet was het ge hele bestuur afgetreden, zodat het lot van de organisatie thans geheel in nieuwe handen ligt. De overgangscrisis, waarin de Franse film- en bioscoop wereld zich op het ogenblik bevindt, weerspiegelde zich in alle verslagen, debatten en vooral ook in de resoluties, die bijna zonder uitzondering en zonder langdurige be spreking werden aangenomen. De vergadering machtigde het bestuur alle mogelijke middelen te gebruiken ter bescherming van de belangen van de bioscoopexploitanten, waarbij men zelfs een totale sluiting van de bioscooptheaters ongeacht de politieke en sociale consequenties aan het bestuur in overweging gaf. De oorzaak van deze vergaande bereidheid tot activiteit ligt in de hoge fiscale lasten, die het Franse bioscoopbe drijf ondanks enkele verlichtingen nog steeds moet dra gen. De vergadering stelde vast, dat de Franse bioscoop exploitanten gezamenlijk een schuld van meer dan drie miljoen nieuwe franken bij de filmverhuurders hebben, een schuld, die binnen afzienbare tijd onmogelijk uit eigen kracht kan worden afgelost. Er werd daarom aangedron gen op hulpmaatregelen van overheidswege en op gelijk stelling van de film met andere culturele media. Naast deze problemen, waarbij de bestaansmogelijkhe den van het bioscoopbedrijf ten zeerste betrokken zijn. speelden de overige vraagstukken de toenemende cen suur, de Europese Economische Gemeenschap en zelfs de voortschrijdende televisie een relatief ondergeschikte rol. Aangezien de Franse overheid tot nu toe aan de zeer ha chelijke toestand van het bioscoopbedrijf nauwelijks enige aandacht heeft geschonken werden zelfs, op het voorbeeld van de boerenrevolte, georganinseerde massademonstraties geëist. Het bioscoopbedrijf voelt zich op ondraaglijke wij ze in zijn bewegingsvrijheid beperkt door de talloze voor schriften op het gebied van de toegangsprijzen, de pro grammering en dergelijke. De Franse bioscoopexploitanten hebben duidelijk te kennen gegeven, dat ze zich niet tegen de technische voor uitgang zullen verzetten; zij zullen die in hun theaters zelfs graag toepassen. Maar zij verlangen wel van de zijde van de overheid daadwerkelijke steun in hun strijd voor een rechtvaardige behandeling van de film in het geheel van de ontspanningsmedia en tegen de discriminatie, waar aan film en bioscoop thans nog zijn blootgesteld. In de Britse film- en bioscoopwereld is een ernstige discussie gaande over het probleem van het zogenaamde derde circuit. Sedert vele jaren kent men in Groot-Brit tannië drie grote circuits voor het uitbrengen van films: ABC, Rank en National (de vroegere Gaumont). De beide eerstgenoemde zijn van ongeveer even grote betekenis. De moeilijkheden in Engeland liggen bij het derde circuit, de National, die ernstig is aangetast door sluiting van theaters en rationalisatie in het Britse film- en bioscoopbedrijf. Ter illustratie van de moeilijke toestand dienen enkele cijfers. Een film, die via het ABC circuit wordt uitge bracht, bereikt een recette tussen 75.000 en 85.000 pond sterling. Via het Rank Circuit levert een gemiddelde film 90.000 pond sterling op, terwijl in het National circuit de recettes tussen 35.000 en 45.000 pond sterling liggen. Het ligt dus voor de hand, dat de Britse filmverhuurders er niet veel voor voelen om films via National uit te bren gen. Dit geldt des te sterker naarmate het beschikbare aantal films afneemt. Het gevaar bestaat dan ook, dat het National circuit zal verdwijnen. In kringen van Britse filmverhuurders bestaat de me ning, dat de huidige tekorten aan speelfilms de positie van National nog verder zullen verzwakken. De huidige 139

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 37