Commissie van Geschillen
Uitstel van ouderdomspensioen
productieprogramma's van de filmproducerende landen
leveren niet voldoende films op om drie distributiekana
len, zoals men die in Engeland kent. te voorzien.
Men heeft berekend, dat de drie circuits gezamenlijk
per jaar ongeveer 280 films nodig hebben om een goede
programmering te kunnen geven. Dat aantal films komt
echter bij lange na niet beschikbaar. In 1960 kwamen in
totaal 247 Amerikaanse en Britse films op de Britse film-
markt en in de periode van maart 1960 tot maart 1961
daalde dit aantal zelfs nog tot beneden de tweehonderd.
Het verdwijnen van het derde circuit zou echter voor
de Britse filmindustrie met name ernstige gevolgen heb
ben, omdat de amortisatiemogelijkheden zouden worden
beperkt. Vandaar dat men zich juist in de kringen van de
filmproducenten zorgen maakt over de positie van het
National circuit en de suggestie heeft gedaan om te komen
tot een commissie uit het gehele Britse film- en bioscoop
bedrijf, die de mogelijkheden zou moeten onderzoeken om
het National circuit te behouden.
Overigens denkt men in de verschillende sectoren van
de Britse film- en bioscoopwereld zeer verschillend over
de oorzaken van de achteruitgang van het derde circuit.
Rank en ABC zien de onafhankelijke bioscoopexploitan
ten als de schuldigen, omdat deze zich van het National
circuit zouden hebben afgewend. De onafhankelijke exploi
tanten daarentegen achten Rank en ABC de schuldigen.
Artikel 12 van het pensioenreglement biedt de moge
lijkheid om de ingangsdatum van het ouderdomspensioen
uit te stellen. Dit kan van grote betekenis zijn voor diege
nen, die na het bereiken van de pensioengerechtigde leef
tijd in dienst blijven van een werkgever in het film- en
bioscoopbedrijf.
Wanneer een mannelijke deelnemer gebruik maakt van
de gelegenheid, die hem wordt geboden om in dienst te
blijven, dan zal hij naast zijn normale loon nog ontvan
gen de uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet
en het ouderdomspensioen krachtens zijn deelneming in
het Bedrijfspensioenfonds voor het Film- en Bioscoopbe
drijf.
Premie voor het bedrijfspensioenfonds behoeft niet
meer te worden ingehouden evenmin als premie voor de
algemene ouderdomswet. De inkomsten zullen dus in be
langrijke mate toenemen. Dit brengt evenwel mede, dat,
zodra het niet meer mogelijk is om de dienstbetrekking te
handhaven, de terugval in inkomen ook groot zal zijn.
Daarnaast betekent de cumulatie van inkomen een ho
gere belastingheffing, waarbij de progressie in de inkom
stenbelasting een woordje meespreekt. Het zal daarom
voor de deelnemer in het pensioenfonds, die binnen korte
tijd zijn 65-jarige leeftijd zal bereiken en die zal blijven
doorwerken, alleszins de moeite waard zijn te overwegen,
of hij het bedrijfspensioenfonds niet zal vragen zijn pen
sioen later te laten ingaan dan bij het bereiken van de
65-jarige leeftijd.
Daar komt dan nog bij, dat door dit uitstel het bedrag
van het ouderdomspensioen wordt verhoogd. Hoe langer
het uitstel heeft geduurd, des te hoger wordt de dan dus
later ingaande pensioenuitkering.
Ook voor de vrouwelijke deelnemer in het pensioen
fonds bestaat de mogelijkheid om uitstel van de pensioen
uitkering te verkrijgen. Hier liggen de zaken echter iets
ingewikkelder, omdat zij reeds op 63-jarige leeftijd pen
sioengerechtigd is. Voor een vrouwelijke deelnemer kan
het niettemin aantrekkelijk zijn om in het geval, dat zij
blijft doorwerken na de pensioengerechtigde leeftijd, uit
stel van haar pensioen aan te vragen.
Uitstel van het pensioen betekent overigens, dat het
niet is ingegaan. Bij overlijden zal er dus geen sprake
kunnen zijn van een uitbetaling van ouderdomspensioen
aan de nabestaanden. Wel ontvangen deze het normale
weduwen- en wezenpensioen. De hoogte van deze laatste
pensioenen blijft uiteraard door het uitstel van het ouder-
domspersioen onveranderd.
Wanneer een deelnemer in het bedrijfspensioenfonds
zijn pensioen wenst uit te stellen dan moet daartoe tijdig
een gemeenschappelijk verzoek van de deelnemer en zijn
werkgever bij het fonds worden ingediend.
i
De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (DERDE KAMER) van
de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgend arbitraal vonnis
gewezen inzake:
MEVROUW L. MEIJER-SCHIMMERLING, eigenaresse van het
filmverhuurkantoor Victoria Films te Amsterdam, domicilie gekozen
hebbende ten kantore van de firma A. Kiewit aldaar, Nicolaas
Witsenkade 30-31, eiseres, contra
C. M. WESTLAND, exploitant van het City Theater te Wage-
ningen, wonende Stationsstraat 6, aldaar gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-
Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage
college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de
Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request d.d. 26 april 1961 een geschil contra ge
daagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift
aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn
ingelast;
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting,
gehouden op maandag 15 mei 1961 op het Bureau van de Neder
landsche Bioscoop-Bond, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam
dat aldaar verschenen zijn M. J. Vermeulen, procuratiehouder
van de firma A. Kiewit te Amsterdam, gemachtigde van eiseres,
alsmede gedaagde persoonlijk
dat de heer M. J. Vermeulen namens eiseres in hoofdzaak heeft
verklaard, dat gedaagde in de week aanvangende 26 augustus 1960
vertoond heeft de door eiseres geleverde film „Nachtvlinder van
Pigalle"; dat de film daarbij ernstig beschadigd is; dat de schade
bedraagt ƒ904,95 verhoogd met ƒ98,expertisekosten; dat de
schade te wijten is aan grove schuld en nalatigheid van de zijde
van gedaagde; dat eiseres derhalve op grond van de polisvoor
waarden, waaronder de filmcopieën door de Nederlandsche Bios
coop-Bond zijn verzekerd, verplicht is de schade op gedaagde te
verhalen
dat gedaagde hierop in hoofdzaak heeft geantwoord, dat de be
schadiging van de film in kwestie niet in zijn bioscoop, maar bij
degene, die de film vóór hem heeft vertoond, is veroorzaakt; dat
hij desondanks eiseres heeft aangeboden de helft van de schade te
betalen
dat de heer Vermeulen namens eiseres hierna in hoofdzaak ver
klaard heeft, dat eiseres niet bereid is het voorstel van gedaagde in
overweging te nemen; dat gedaagde, indien zij bezwaren had tegen
de toestand, waarin hem de film geleverd is, onmiddellijk na ont
vangst bezwaar bij eiseres had moeten maken; dat de directie van
het Luxor Theater te Zutphen, die de film na gedaagde zou ver
tonen, wel onmiddellijk na ontvangst der copie heeft medegedeeld,
140