dat de film in zeer slechte toestand verkeerde: dat eiseres persis teert bij haar vordering; dat de Voorzitter der Commissie gevraagd heeft, of eiseres, bij toewijzing van haar vordering, bereid is met een betaling in ter mijnen genoegen te nemen; dat de heer Vermeulen namens eiseres geantwoord heeft, dat eiseres genoegen wil nemen met een betaling ineens van 552,95 (inclusief de arbitragekosten) en vijf termijnen van 100,ver vallende op 15 juni, 15 juli, 15 augustus, 15 september en 15 okto ber 1961; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbi trage Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-Bond; dat gedaagde als huurder van de film „Nachtvlinders van Pigalle" ingevolge artikel 18 der Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van de Nederlandsche Bioscoop-Bond ten volle aan sprakelijk is voor gehele of gedeeltelijke beschadiging, vernietiging of vermissing van het filmmateriaal gedurende de tijd, dat hij dit materiaal in zijn bezit heeft gehad: dat gedaagde weliswaar de veronderstelling heeft geuit, dat de film niet bij hem, maar bij degene, die de film vóór hem heeft ver toond, is beschadigd, maar dat hij na ontvangst van de copie aan eiseres niet heeft medegedeeld, dat hij aanmerkingen op de copie had; dat in artikel 18 der Bondsvoorwaarden is bepaald: „de huurder is gehouden om, indien hij ernstige aanmerkingen heeft op de toe stand, waarin het materiaal hem geleverd is, deze bezwaren onmid dellijk telegrafisch ter kennis van de verhuurder te brengen; bij gebreke van dien zal een en ander worden geacht in goede staat te zijn geleverd'" dat, waar gedaagde geen bezwaren ter kennis van eiseres heeft gebracht, de film in kwestie geacht moet worden in goede staat aan gedaagde te zijn geleverd; dat bovendien in aanmerking moet worden genomen, dat de copie van deze film vrijwel nog nieuw was, daar zij vóór Wage- ningen nog slechts éénmaal was vertoond, namelijk in Leeuwarden; dat de directie van het Luxor Theater te Zutphen, aan wie ge daagde de film in kwestie heeft doorgezonden, onmiddellijk na ont vangst de zeer ernstige beschadiging aan eiseres heeft gesignaleerd; dat uit het vorenstaande volgt, dat aangenomen mag worden, dat de beschadiging van de film in kwestie heeft plaatsgevonden ge durende de tijd, dat gedaagde de film in zijn bezit had; dat uit een beslissing van het Hoofdbestuur d.d. 26 oktober 1960 en uit een rapport van de Technische Commissie blijkt, dat ten tijde van de vertoning van de film in kwestie de cabine en de apparatuur van het City Theater te Wageningen in een deplorabele toestand verkeerden en dat het cabinepersoneel de vereiste bevoegd heden ontbrak; dat eiseres dus terecht gesteld heeft, dat de beschadiging te wijten is aan grove schuld en nalatigheid van gedaagde: dat derhalve de vordering moet worden toegewezen en gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag van 1002,95, alsmede in de geschilkosten a 50,—, met inacht neming van de termijnen gesteld door eiseres: RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres te betalen 1002.95 met dien verstande, dat de betaling als volgt zal geschieden: a. onmiddellijk 502,95 b. o)) 15 juni, 15 juli, 15 augustus, 15 september en 15 oktober telkens 100—, met dien verstande, dat ingevolge artikel 18 van het Arbitrage Bondsreglement de straf van boycot ten opzichte van gedaagde wordt uitgevaardigd, indien gedaagde met de tijdige betaling van een dezer termijnen in gebreke blijft; VEROORDEELT gedaagde voorts in de geschilkosten. bedragende 50,—. Aldus gewezen te Amsterdam op 15 mei 1961. De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (DERDE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgend arbitraal vonnis gewezen inzake: N.V. HAFBO, gevestigd te Amsterdam, kantoor houdende aldaar aan de Keizersgracht 698, eiseres, contra DE ERVEN B. BRANBERGEN, exploiterende de Filmonder- neming Okaphone, gevestigd te Groningen, kantoor houdende aldaar aan de Oude Ebbingestraat 60, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage- Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage college voor de beslechting onder meer van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 16 maart 1961 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast dat eiseres bij brief dd. 5 april 1961 aan de Commissie heeft medegedeeld, dat zij op deze datum had ontvangen in mindering op de in het request vermelde schuld; dat de Commissie de partijen tijdig heeft opgeroepen om te verschijnen op haar zitting, gehouden op 15 mei 1961 op het Bondsbureau, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam: dat aldaar verschenen is de heer A. Danien, procuratiehouder en gemachtigde van eiseres; dat gedaagde niet is verschenen en dat zij generlei bericht van verhindering heeft gezonden dat de heer A. Damen namens eiseres in hoofdzaak heeft ver klaard, dat eiseres gedaagde herhaalde malen heeft aangemaand om te betalen; dat gedaagde de vordering nimmer heeft betwist; dat gedaagde thans nog aan eiseres verschuldigd is OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 van de Statuten en artikel 1 van het Arbitragereglement van de Bond alle geschillen tussen leden van de Nederlandsche Bioscoop-Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Commissie heeft gebracht en dat de ingestelde vordering aan de Commissie niet on rechtmatig of ongegrond voorkomt; dat de vordering derhalve moet worden toegewezen en gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, alsmede in de geschilkosten, bedragende 50, RECHT DOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen alsmede tot betaling van de arbitragekosten, bedragende 50, Aldus gewezen te Amsterdam op 15 mei 1961. DE COMMISSIE VAN GESCHILLEN (EERSTE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond (oude samenstelling) heeft het volgend arbitraal vonnis gewezen inzake TECHNISCH BUREAU ZONNEVELD N.V., gevestigd te Velp, kantoor houdende aldaar aan de G. Hofkesweg 2, eiseres, contra F. BUCHHOLZ, EXPLOITERENDE DE BIOSCOOP HOTEL „DE KROON", wonende te Gulpen, kantoor houdende aldaar aan de Markt 1, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Neder landsche Bioscoop-Bond (oude samenstelling), volgens de Statuten en het Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage-college voor de beslechting onder meer van geschillen tussen leden en donateurs van de Bond onderling: 141

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 39