Utrechts predikant promoveert op „De religieuze film" a. Aan het stimuleren van creatieve talenten dient grote aandacht te worden besteed. Daarbij moet men. wat schrijvers betreft niet uitgaan van de gedachte, dat deze in hun vrije tijd of naast hun andere arbeid ook aandacht kunnen besteden aan het schrijven van sce nario's. Men zal schrijvers, die daartoe de ambitie hebben en wier antecedenten redelijke verwachtingen wettigen, in staat moeten stellen om tezamen met er varen filmers gedurende enige maanden aan een sce nario te werken. Het zal daarbij nuttig zijn. dat één of beiden in staat worden gesteld zich in het buiten land op de hoogte te stellen van het totstandkomen van een filmbewerking naar een bepaald gegeven. Op deze wijze ontstaat, indien regelmatig en op ruime schaal opdrachten worden verstrekt, de kans op het verkrijgen van bruikbare scenario 's. b. Filmers dienen op groter schaal dan tot dusver in de gelegenheid te worden gesteld, voorgedragen ideeën voor korte films uit te werken in proefopnamen. c. Ervaren filmers dienen, gelijk tot dusver, in aanmer king te komen voor subsidies ten behoeve van de ver vaardiging van korte films. d. Ook indien een garantie van het Produktiefonds kan worden verkregen resteert voor het maken van speel films naar waardevolle scenario's, die echter niet di rect een publiek succes beloven, een aanzienlijk finan cieel risico. Voor het op gang brengen van uit cultu reel oogpunt waardevol te achten speelfilms zou het verlenen van speciale subsidies ter verkleining van dat risico mogelijk gemaakt dienen te worden. e. De toepassing van het in België vigerende systeem van subsidieverlening achteraf verdient aanbeveling voor de vervaardiging van korte films. Het geval kan zich voordoen, dat een filmer de mogelijkheid heeft in een bepaalde periode geheel voor eigen risico een film te produceren. Het zou aanbeveling verdienen, de moge lijkheid te scheppen in zulk een geval onder bepaalde voorwaarden een subsidie achteraf te verlenen op basis van vertoning in de bioscopen. Dit laatste sluit niet uit. dat ook zonder openbare vertoningen, achter af en op grond van de culturele waarde zulke films subsidiabel dienen te zijn. Hierdoor wordt het eigen initiatief van de filmers aangemoedigd. De commissie meent, dat aanvaarding van haar voor stellen moet leiden tot de opstelling van de volgende streef begroting 1. Aanmoediging van combinaties van schrij vers en filmers, per jaar 6 x 15.000 f 90.000 2. Subsdies voor de korte film. inclusief de novellefilm. per jaar 12 x 50.000 600.000 3. Aanmoediging van jonge filmers, per jaar 12 x 5.000 60.000 4. Subsidiëring van speelfilms, waarvoor meer dekking dan die van het toprisico nodig is. per jaar twee films 300.000 5. Bijdrage in het Produktiefonds voor Ne derlandse Films 225.000 6. Subsidie achteraf van korte films, ge steld op 200.000 f 1.475.000 De Utrechtse predikant ds. A. Dronkers is op donder dag 5 oktober aan de rijksuniversiteit te Utrecht gepro moveerd tot doctor in de godgeleerdheid op een proef schrift getiteld: ,.De religieuze film, een terreinverken ning". Promotor was prof. dr. J. C. Hoekendijk. In zijn studie stelde dr. Dronkers zich ten doel te ko men tot een nadere omschrijving en waardebepaling van het verschijnsel ..religieuze film". Is deze aanduiding in menig opzicht onklaar, als technische term heeft zij zeker burgerrecht verkregen. Het religieus gehalte van een film blijkt niet altijd bepaald te worden door de opzettelijk heid van het religieus onderwerp: sommige „bijbelse" filmpjes, die de bijbelse stof puur historisch en soms ook naturalistisch behandelen, zijn in feite minder religieus dan een film als „La Strada", die zich als zodanig niet tot het genre religieuze film rekent, zo meent ds. Dronkers. De religieuze film heeft van het allereerste begin van de film in 1895 af. de aandacht gehad. In zijn dissertatie volgt de jonge doctor de geschiedenis van 1897 tot op heden en hij constateert, hoe rond het verschijnsel van de film de verschillende kerken, in binnen- en buitenland, tot een confrontatie werden gedrongen met een nieuw communicatiemiddel, waarbij bepaalde theologische pro blemen aan de orde konden komen. De eeuwenlange strijd om de verhouding van woord en beeld zuiver te stellen, blijkt zich in de film te actualiseren en zelfs een nieuwe vorm te kunnen aannemen, omdat in de beeldbeweging van de film een nieuwe vierde dimensie van de tijd wordt geïntroduceerd. Ds. Dronkers stelt vast, dat de film, te lange tijd door de kerken met wantrouwen gadegeslagen vanwege haar schadelijk geachte en demoraliserende invloeden, zich thans aan de kerken voordoet als een mogelijkheid van nieuwe communicatie, omdat zij als uitgangspunt kan dienen voor gesprek en majeutisch in staat is voor het moderne bewustzijn vragen los te woelen. Niet toevallig heeft zich daarom overal in de wereld en op verschillende manier een stuk filmapostolaat ontwikkeld. In vele ge vallen wordt daarbij naar een weg gezocht, waarbij de film niet wordt geïsoleerd van de bioscoop, hoezeer ver der ook het medium film voor onderricht en andere doel einden binnen de kerk een belangrijke communicatieve mogelijkheid is. In het proefschrift wordt de wenselijk heid van een stuk filmvorming op oecumenisch niveau bepleit en de mogelijkheid van het gebruik van het film medium in de eredienst erkend. Aan enkele films als ..Green pastures", „Ordet", „Dieu a besoin des hommes„De maagdenbron" en „Jonas" worden enkele problemen, die zich voor de religieuze film voordoen, geconcretiseerd. Met name de films van lngmar Bergman blijken voor onze tijd een religieuze ontdekkende betekenis te hebben. Overigens stelt het feit, dat Bergmans religieuze films tot nog toe een middel eeuwse achtergrond hadden, voor de vraag, in hoeverre voor de figuratie van het godsdienstige voor onze eigen tijd nog weer een geheel andere vormgeving gewenst zou kunnen zijn, een vraag, waarmede in wezen de hele positie van de kerk met haar verkondiging in de wereld van nu kritisch aan de orde is gesteld. 158

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 11