Brits filmproducent voert pleidooi voor internationaal marktonderzoek Verhuurders tegen kansspelen in Britse bioscopen Bij de enquête, die door de Cinémas des deux Portes werd ingesteld, werden voorts nog vragen gesteld naar voorkeur voor bepaalde filmgenres, hoofdrolspelers, re cente films, oudere films, regisseurs en dergelijke. Daaruit bleek onder andere, dat de grootste groep de voorkeur geeft aan filmcomedies (43 procent)dramatische films genieten de voorkeur van 39 procent van de ondervraag den, thrillers van tien procent, documentaires van vijf procent, avonturenfilms van twee procent en muziekfilms van een procent. Wat de herkomst van de films betreft gaat de voorkeur van 63 procent uit naar Franse films, van twaalf procent naar Amerikaanse films, van elf procent naar Engelse films, van acht procent naar Italiaanse films, van drie procent naar Duitse films en tenslotte van drie procent naar films uit andere landen. De Britse organisatie van filmverhuurders heeft zijn leden aanbevolen niet meer aan bioscooptheaters te leve ren, waarin geluksspelen zoals tombola en het uit de Verenigde Staten afkomstige en zeer populair geworden Bingo worden georganiseerd. In verband met de grote belangstelling van het publiek voor deze kansspelen zijn Engelse bioscoopexploitanten er de laatste tijd in toe nemende mate toe overgegaan deze spelen in hun theaters te houden, hetgeen een belangrijke bron van inkomsten betekent. De verhuurdersorganisatie tracht te verhinderen, dat kansspelen in de gevallen, waarin de inkomsten voor de exploitanten hoog zijn. in feite tot het hoofdbedrij f van de betrokken bioscopen worden, aangezien daaronder de normale bioscooprecettes ernstig te lijden hebben. De Britse bioscoopexploitanten grijpen onder de druk van de moeilijke omstandigheden elke mogelijke gelegen heid tot verbetering van de bedrij f sinkomsten te baat (hetgeen het bedrijf vaak van de ondergang moet redden). Reeds zijn veel Engelse bioscopen omgezet in kegelbanen of balzalen. Deze veranderingen doen zich niet alleen voor in de kleine theaterondernemingen, die met grote moeite het hoofd boven water trachten te houden, maar ook de grote bioscoopconcerns, die afzonderlijke onrendabele bioscopen nog wel open zouden kunnen houden. Degenen, die kritisch staan tegenover deze ontwikke ling, zijn van mening, dat geleidelijk aan de amortisatie- mogelijkheden voor de nationale filmindustrie ernstig worden aangetast, hetgeen wel eens zou kunnen betekenen. dat in de toekomst een continue filmproduktie onmogelijk wordt gemaakt. „Wanneer de filmproducenten de beschikking hadden over regelmatig verschijnende betrouwbare informatie met betrekking tot de ontwikkeling van de smaak en voorkeur van het publiek informatie, die slechts kan worden verkregen door een innig contact met het publiek dan zouden vele filmprojecten nooit tot uitvoering komen. Er is maar één methode om tot een goede keuze van film onderwerpen te geraken: het uitvoeren van massale onder zoekingen op internationale schaal". Deze kernachtige uit spraken zijn afkomstig van de vooraanstaande Britse film producent Michael Carreras, die daaraan toevoegde, dat de bioscoopexploitanten met betrekking tot de contact- mogelijkheden met het publiek een sleutelpositie innemen en daarvan nog veel te weinig gebruik maken. Het is in dit verband interessant te weten, dat een van de organisaties van filmproducenten in Engeland, de Federation of British Film Makers, enige tijd geleden gelden beschikbaar heeft gesteld voor de eerste uitgaven, die moeten worden verricht voor een marktonderzoek met betrekking tot de houding van bioscoopbezoekers en ex- bioscoopbezoekers ten opzichte van een „avondje-uit" in de bioscoop. De Britse filmstudio's hebben in 1960 een aantal van 113 speelfilms vervaardigd. Van dit aantal hebben niet meer dan tien royale financiële resultaten opgeleverd. Sommige films brachten het er tamelijk goed af. Maar veel te veel films leverden meer of minder ernstige verliezen op. Uit een oogpunt van filmproduktie voldeden deze films over het algemeen zeer goed; verschillende werden ook door de kritiek zeer goed ontvangen. Maar vrijwel alle films schoten tekort in aantrekkingskracht op de massa. Als wij zeggen, aldus Carreras, dat „films beter zijn dan ooit", dan vraag ik mij wel eens af, of wij de technische kwaliteiten niet verwarren met de kwaliteiten uit een oog punt van ontspanning. Wanneer het alleen op de technische kwaliteiten aankwam dan zouden de problemen van de film- en bioscoopwereld spoedig zijn opgelost. Ongeluk kigerwijze gaat de doorsnee bezoeker echter niet naar de film om de mooie fotografie, de prachtige kleuren of de schitterende speciale effecten te bewonderen. Hij gaat. zoals altijd het geval is geweest, om vermaak, verstrooiing en ontspanning te zoeken. Daarom is het oude adagium: ..het verhaal is de hoofdzaak" ook thans nog ten volle waar. De keuze van het onderwerp is een zaak van het grootste belang geworden. Het zal niet gelukken het publiek naar de bioscopen te krijgen met slagzinnen. Er zal ook meer moeten gebeuren dan alleen maar goede films maken, wil men de bioscopen weer gevuld krijgen. De filmindustrie zal het juiste soort goede films moeten maken. Nog al te veel filmproducen ten vervaardigen films, waarvan ze denken, dat het publiek ze wil zien. zonder zich van te voren grondig te oriën teren over de smaak van het publiek. Inzicht in wat het bioscooppubliek wenst kan men alleen verkrijgen door middel van een massaal onderzoek, bij voorkeur door een rechtstreekse benadering van het bio scooppubliek. Ook dan is een financieel succes niet bij voorbaat verzekerd, maar wel kan men aldus het risico, dat aan de filmproduktie inherent is, tot kleinere propor ties terugbrengen. Men zou zich, aldus nog steeds Carreras, ervan moeten overtuigen, of het bioscooppubliek het wel eens is met de 167

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 20