Figuur 5 gericht wordt. In combinatie daarmede wordt de Xenon- lamp op de optische as verplaatst, tot de grootste helder heid op het doek is bereikt bij sommige constructies wordt de spiegel verplaatst en niet de lamp). Deze handelingen komen nog volkomen overeen met die, welke bij de instel ling van een booglamp worden verricht. Ergens op het doek zal nu een bijzonder heldere plek worden waargenomen. De hoofdspiegel moet nu zo worden versteld, dat deze plek in het midden onder tegen het kader komt. Ieder Xenonlampehuis of inbouwblok is voorzien van een inrichting om de lichtboog te observeren. Deze kan daarin bestaan, dat de lichtboog op een matglas wordt afgebeeld, of zo zijn uitgevoerd dat door een donker glas en eventueel via een spiegeltje direct in de lichtboog kan worden gekeken. Dit hulpmiddel is onontbeerlijk voor het juiste instellen van de hulpspiegel. Deze wordt nu zo in hoogte en breedte versteld, tot de omgekeerde afbeelding van de boog met de boog zelf tot dekking komt (fig. 5). De plaats van de beide plasmakogels moet daarbij lood recht boven elkaar zijn. De hulpspiegel moet nu zodanig op de optische as worden geplaatst, tot z.ich ook aan de bovenzijde van het doek een heldere plek vertoont. Om deze tegen de bovenrand van het doek te plaatsen kan een kleine correctie van de hulpspiegel naar boven of naar beneden nuttig zijn. Er dient echter voor te worden ge waakt, dat dit niet wordt overdreven, aangezien dan een deel van de boogafbeelding op een der elektroden in de lamp valt en deze ontoelaatbaar verhit. De beide plasma kogels moeten in het waarnemingssysteem steeds zichtbaar blijven. De thans bereikte instelling geeft wel de grootste licht- stroom, maar nog niet het beste beeld. Xenonlamp en hulp spiegel gezamenlijk moeten nog iets ten opzichte van de hoofdspiegel. op de optische as, worden verplaatst, tot de lichtverdeling de gewenste regelmatigheid heeft bereikt. Het betreft hier slechts een fijnregeling waarbij de ver plaatsing zeer gering is. De richting van de verplaatsing dient praktisch te worden beproefd. In de regel zal een verplaatsing naar de hoofdspiegel toe de beste resultaten opleveren. Ook een kleine nacorrectie van de hulpspiegel in de richting van de optische as, kan zeer nuttig zijn. Het meeste effect vertoont zich hiervan in de bovenste beeld helft. Figuur 6 Figuur 7 Het is gebleken, dat de zo gevonden instelling op den duur kleine afwijkingen gaat vertonen. In hoofdzaak tre den variaties op van de stand van de hoofdspiegel en van de lamp ten opzichte van deze spiegel, waardoor de door de projector geleverde lichtstroom vermindert. Al naar het aantal bedrijfsuren is het nuttig deze instelling bijvoor beeld eens per twee weken te controleren en zonodig iets te corrigeren. Ook bij het verwisselen van een kolf dient nacontrĂ³le plaats te vinden, omat het kan gebeuren, dat de elektroden van de nieuwe kolf niet precies op gelijke hoogte staan als die van het verwijderde exemplaar. De stand van de kolf in verticale richting is derhalve steeds verstelbaar. Ter vermijding van misverstanden zij opgemerkt, dat een dus danige (steeds geringe) afwijking niet tot gevolg heeft, dat men geen beeld meer zou krijgen. Zou men dan ook tijdens een voorstelling genoodzaakt zijn een kolf te verwisselen, dan kan een controle op de juiste instelling van de nieuwe kolf gevoegelijk tot na de voorstelling worden uitgesteld. (Wordt vervolgd) 172

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 24