Commissie van Geschillen De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (EERSTE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbi trage-reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitra ge-college onder andere voor de beslechting van geschillen, waar omtrent door het daarbij betrokken lid van de Bond met de andere partij is overeengekomen, dat zij met uitsluiting van de burger lijke rechter zullen worden onderworpen aan de arbitrage van die Bond; IN AANMERKING NEMENDE: dat Centrafilm N.V. te 's-Gravenhage, lid van de Nederlandsche Bioscoop-Bond bij request d.d. 6 februari 1961 een geschil heeft aanhangig gemaakt tegen het niet-lid Anglo Amalgamated Film Distributors Ltd. te Londen, daarbij als grondslag voor de bevoegd heid der Commissie aanvoerende artikel 7 der tussen partijen be staande overeenkomst (schedule) gedateerd 8 juni 1957 luidende: „In the event of any breach of this Agreement (clause 33 on page 17) we both agree to first lay the matter before the Nederlandsche Bioscoop-Bond for arbitration" dat de secretaris der Commissie beide partijen heeft opgeroepen tot een zitting op het Bureau der Nederlandsche Bioscoop-Bond te Amsterdam op woensdag 23 augustus 1961; dat aldaar verschenen zijn de heren D. J. van Leen en Mr. J. P. Engels, respectievelijk directeur en rechtskundig raadsman van eiseres en Mr. J. van Schaik, rechtskundig raadsman van gedaagde; dat Mr. van Schaik namens gedaagde de bevoegdheid der Commissie om van het tussen partijen gerezen geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen heeft betwist, aangezien de woorden „first lay" in de clausule van het contract, waarop eiseres zich baseert, erop wijzen, dat partijen bedoeld hebben in geval van geschil slechts de bemiddeling van de Bond in te roepen, zon der daarbij afstand te doen van hun recht om de zaak voor de burgerlijke rechter te brengen; dat bovendien in artikel 30 van de „agreement", waarnaar de overeenkomst (schedule) van 8 juni 1957 verwijst, is bepaald: „This agreement is made in and shall be construed and performed according to the Laws of England", waaruit blijkt, dat er in het onderhavig geschil recht moet worden gedaan volgens de beginselen van Engels recht; dat Mr. Engels namens eiseres verklaard heeft, dat gedaagde blijkens haar brief d.d. 13 februari 1961 aan de Commissie van Geschillen zich tegen de ingestelde vordering heeft verweerd, zon der de bevoegdheid der Commissie aan te vallendat dus gedaagde met de arbitrage accoord is gegaan; dat partijen met de arbitrage- clausule van de „schedule" wel degelijk bedoeld hebben zich bij voorkomende geschillen aan het oordeel der Bondsarbitrage te on derwerpen; dat de „agreement" slechts algemene leveringsvoor waarden bevat en dat de „schedule" de hoofdzaak van de over eenkomst bevat; dat de arbitrageclausule, voorkomende in de „schedule' dan ook beschouwd moet worden als een nadere over eenkomst, waarbij op het punt van de arbitrage is afgeweken van de bepaling van de „agreement" over de toepasselijkheid van Engels recht; dat Mr. van Schaik namens gedaagde nog verklaard heeft, dat er z.i. geen tegenspraak bestaat tussen de beide clausules en dat hij zijn standpunt handhaaft; OVERWEGENDE: dat blijkens het door partijen verklaarde tussen haar geen een stemmigheid bestaat over de uitleg van de clausule 7 derjussen partijen bestaande overeenkomst (schedule) d.d. 7 juni 1957; dat deze clausule in ieder geval niet datgene bevat, wat inge volge artikel 1 van het Arbitrage Bondsreglement is vereist als grondslag voor de bevoegdheid der Bondsarbitrage om een geschil tussen een lid en een niet-lid van de Nederlandsche Bioscoop-Bond te beslechten, namelijk Ie uitsluiting van de burgerlijke rechter en 2e arbitrage, zoals die is geregeld in het Arbitrage Bondsreglement; dat de clausule 17 van de „agreement" betreffende de toepasse lijkheid van Engels recht niet door clausule 7 van de „schedule" buiten werking is gesteld, aangezien in eerstgenoemde clausule alleen verwezen wordt naar clausule 33 van de „agreement" (be treffende inbreuken op de overeenkomst enz.) en niet naar clau sule 17; dat hieruit volgt, dat in het onderhavige geval in ieder geval rechtgesproken zou moeten worden volgens de beginselen van Engels recht; dat de Commissie ingevolge artikel 2 van het Arbitrage Bonds reglement verplicht is uitsluitend recht te doen als goede mannen naar billijkheid; dat derhalve aan de Commissie de grondslag voor haar bevoegd heid ontbreekt; VERKLAART zich onbevoegd van de ingestelde vordering kennis te nemen VERSTAAT dat de kosten ad 50,komen ten laste van eiseres. Aldus opgemaakt en getekend te Amsterdam op 11 september 1961. De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (EERSTE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgende ARBITRAAL VONNIS gewezen inzake: N.V. NEDERLANDSE FILMPRODUCTIE MAATSCHAPPIJ, ge vestigd te Rotterdam en kantoorhoudende aldaar aan de Wester straat 48, eiseres contra de heer L. P. VROLIJK, exploitant van het Luxor Theater te Steenbergen en kantoor houdende te „Boombosch", Oud-Gastel, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Nederland sche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage Bonds reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Nederlandsche Bioscoop-Bond IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 3 augustus 1961 een geschil contra ge daagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zit ting, gehouden op woensdag 23 augustus 1961 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond te Amsterdam; dat aldaar noch eiseres noch gedaagde is verschenen, terwijl evenmin bericht van verhindering werd ontvangen; OVERWEGENDE: dat partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 van de Statuten en artikel 1 van het Arbitrage Bondsreglement alle geschillen tussen leden onderling met uitslui ting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bonds arbitrage zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-Bond: dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Commissie heeft gebracht en dat de ingestelde vordering aan de Commissie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat mitsdien eiseresses vordering moet worden toegewezen met ge- daagdes veroordeling in de geschilkosten, die zijn bepaald op 50,— RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres wegens verschuldigde filmhuur voor de film „Makkers staakt Uw wild geraas", vertoond in de speelweek van 24 februari3 maart 1961, tegen behoorlijke kwij ting te betalen VEROORDEELT gedaagde voorts in de geschilkosten, bedragen de 50,—. Aldus gewezen te Amsterdam op 23 augustus 1961. 175

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 27