Academische Film studiedagen
De Nederlandse speelfilm
De Academische Filmstudiedagen, die dit jaar voor de achtste keer zijn
georganiseerd door het Nederlands Filminstituut en die op 2, 3 en 4 novem
ber 1961 te Nijmegen plaatsvonden, hebben ook nu weer ruime aandacht
getrokken van de zijde van de Nederlandse filmwereld en van de zijde van de
studenten, die thans uiteraard hoofdzakelijk afkomstig waren van de R.K.
Universiteit te Nijmegen. De belangstelling voor deze studiedagen zal zonder
twijfel zijn gestimuleerd door het onderwerp, namelijk de Nederlandse
speelfilm. In een zestal voordrachten heeft men getracht de problemen,
kansen en mogelijkheden van de produktie en vertoning van Nederlandse
speelfilms onder de loep te nemen en de technische en artistieke zowel als
de economische en sociale aspecten daarvan te belichten. In het algemeen kan
men zeggen, dat men in deze opzet is geslaagd, ook al bleek het voor een
enkele inleider zeer moeilijk te zijn om zijn bijdrage inderdaad op de proble
men, die aan de Nederlandse speelfilm zijn verbonden, toe te spitsen. Ook
de discussies, die af en toe op hoog niveau lagen, hebben een belang
rijk aandeel in het welslagen van de Academische Filmstudiedagen te Nijme
gen gehad.
Openingswoord
Zoals gebruikelijk werden de Filmstudie
dagen geopend door de voorzitter van de
Raad van Beheer van het Nederlands
Filminstituut, prof. dr P. J. Idenburg, die
in zijn toespraak in de aula van de R.K.
Universiteit wees op het tweeledige doel
van de Academische Filmstudiedagen. In
de eerste plaats wenst men iets in te dra
gen in de universitaire wereld door te
wijzen op het merkwaardige verschijnsel
in de cultuur, dat film heet en in de
tweede plaats wenst men te bevorderen,
dat de film als één van de belangrijkste
massacommunicatiemiddelen wordt opge
nomen in het researchprogramma van de
inrichtingen van hoger onderwijs.
Het Nederlands Filminstituut, aldus prof.
Idenburg, heeft steeds gaarne gezien, dat
van de zijde van de universiteiten een
bijdrage tot het welslagen van de Acade
mische Filmstudiedagen werd geleverd.
Vandaar dat men zeer erkentelijk was
voor de ontvangst, die de deelnemers in
Nijmegen van de zijde van de R.K. Uni
versiteit ten deel was gevallen. Prof. Iden
burg richtte een bijzonder woord van
welkom tot de president-curator van de
Nijmeegse universiteit, monseigneur Post,
de leden van de senaat, hoogleraren, lec
toren, docenten en vertegenwoordigers van
de studentenrganisaties. Voorts heette hij
welkom de vertegenwoordigers van het
ministerie van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen, van het Hoofdbestuur en
de Afdeling Het Oosten van de Neder-
landsche Bioscoop-Bond, de Nijmeegse bio
scoopexploitanten, curatoren, docenten en
studenten van de Nederlandse Filmacade
mie, vertegenwoordigers van de Neder
landse Beroepsvereniging van Filmers, van
de Unie van Werknemers in de filmpro-
duktie- en televisiebedrijven, van het Ne
derlands Filmmuseum, van de televisie
secties van de omroepverenigingen en van
de Centrale Commissie voor de Filmkeu
ring.
Prof. Idenburg zei vervolgens getroffen
te zijn door het feit, dat de trein op zijn
reis naar Nijmegen twee minuten was blij
ven stilstaan uit protest tegen de hervat
ting van de Russische kernbomproeven.
Men zou zich kunnen afvragen of het tegen
de achtergrond van deze dreigende ontwik
keling nog zin heeft te spreken over aan
gelegenheden van de film. Het antwoord
is bevestigend: ook in de meest benarde
situatie laten onze onmiddellijke verant
woordelijkheden niet af. De film moet iets
biengen van leven en beleven, ook aan
eenvoudige mensen. De film zal hen moe
ten dienen in waarachtigheid en het wes
ten zal hier een eigen bijdrage moeten
leveren.
Prof. Idenburg sprak tenslotte de hoop
uit, dat ook dit geestelijk aspect van de
zaak in de besprekingen tijdens de Acade
mische Filmstudiedagen tot uitdrukking zal
komen. Daarop verklaarde prof. Idenburg
de filmstudiedagen voor geopend en droeg
hij de verdere leiding over aan de direc
teur van het Nederlands Filminstituut,
dr J. M. L. Peters.
Vicieuze cirkel
De heer A. van Domburg, lector aan de
R.K. Universiteit in de leer van de film
als uitdrukkingsmiddel hield vervolgens
de eerste inleiding, die als titel droeg:
„Een vicieuze cirkel?" De heer Van Dom
burg stelde, dat het niet zo zeer de be
zorgdheid om de kwaliteit van de Neder
landse speelfilm is, die de in de film geïn
teresseerden in Nijmegen heeft bijeenge
bracht. Over de kwaliteit van de Neder
landse films bestaat geen verschil van
mening. Vooral de Nederlandse documen
taires hebben het publiek voor zich ge
wonnen. Maar ook de speelfilms hebben
in het algemeen succes, zelfs indien zij
door de kritiek goed zijn ontvangen. Niet
temin is er reden om te spreken van een
crisis. Op zichzelf hoeft dat niet veront
rustend te zijn; men kan troost putten uit
de wetenschap, dat men ook vroeger in de
Nederlandse filmindustrie crises heeft ge
kend.
De aanmaak van Nederlandse speelfilms
is nog altijd zo duur, dat de ondernemers
vrijwel nooit aan hun trekken komen. De
films moeten een waanzinnig succes heb
ben, zoals bij Fanfare en Ciske de Rat het
geval was. De overige films hebben dus
verlies opgeleverd. Een waanzinnig succes
is hoge uitzondering.
Men is in ons land uit op de continue
produktie van speelfilms. Dat is niet alleen
een economische, maar ook een artistieke
aangelegenheid. Gelukkig beschikken wij
in ons land over enkele talenten, die in
staat zijn om bij het maken van films aan
de eisen van goede smaak te voldoen. Van
uit artistiek oogpunt speelt ook de film
kritiek een belangrijke rol. De critici heb
ben tot taak het publiek voor te lichten en
niet om de filmproducent in bescherming
te nemen. De heer Van Domburg was vol
lof voor de wijze, waarop de Nederlandse
filmkritiek in het algemeen werkzaam is.
Echter raakt de filmkritiek zijdelings de
economie van het filmbedrijf. En zonder
filmbedrijf zijn geen goede èn slechte
films denkbaar.
Wij zitten hier, aldus de heer Van Dom
burg, midden in een vicieuze cirkel, die
moet worden doorbroken. Het vertrouwen
van het Nederlandse publiek in de film
moet daartoe worden hersteld. Moet de
kritiek daarom meer door de vingers zien?
Is er voor de filmkritiek een taak denk
baar, die geen kritische taak mag worden
genoemd?
De heer Van Domburg meende, dat men
eerder de blik naar de advertenties zou
moeten richten dan naar de filmkritieken.
De filmadvertentie is doorgaans weinig
geschikt om vertrouwen te wekken en vaak
niet in overeenstemming met de waardig
heid van de film. Juist door de wijze,
waarop het filmbedrijf zich in zijn adver
tenties uit, blijft een bepaalde categorie
van mensen onbereikbaar. In dit opzicht
constateerde de heer Van Domburg een
aanzienlijke verbetering met betrekking
tot de jongste Nederlandse speelfilms, die
met veel minder rumoer dan vroeger zijn
aangekondigd, ook in het buitenland. Een
radicale herziening van het reclamebeleid
acht hij dringend noodzakelijk. Misschien
zal dat een kwestie van jaren zijn.
Een belangrijke bijdrage tot de oplos
sing van de problemen, die de produktie
van Nederlandse speelfilms met zich
brengt, zag de heer Van Domburg ook in
een meer doelbewust werken in de rich
ting van vertoningen in het buitenland. In
het buitenland is men nu eenmaal niet
gewend aan ondertitels. Men zou daarom
doelbewust moeten proberen films te ver
vaardigen, die weinig of geen dialoog
hebben en dus ook weinig of geen onder
titels bij vertoning in het buitenland nodig
hebben. Dat betekent dus, dat men het
veel meer moet zoeken in films, die be
rusten op een zuivere toepassing van de
filmesthetiek. De film is een synthese van
beeld en geluid; de Nederlandse filmers
hebben bewezen werkstukken te kunen
vervaardigen, die een volmaakte harmonie
van visualiteit en auditiviteit bezitten. Dan
worden overladen dialogen overbodig.
Nodig is, aldus de heer Van Domburg,
een eerlijke verantwoorde ambachtelijke
beoefening van de filmkunst. Het film
amusement hoeft men daarbij beslist niet
te schuwen. Men dient zich slechts te
realiseren, dat het grote publiek iets eerder
buldert dan de muze.
195