In de aandacht van de Kamer
AMSTERDAM
De verklaring van de minister a.i. van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen in de Memorie van Ant
woord op de in het voorlopig verslag gestelde vragen
betreffende de situatie in het filmbedrijf, dat onderzocht
wordt of verdere maatregelen ter verbetering van het
Nederlandse filmwezen als geheel kunnen worden onder
nomen, heeft blijkens de behandeling van de begroting
in de Tweede Kamer op 19 en 20 december j.1. de aan
dacht van de grote fracties getrokken.
De heer Mr. A. M. L. H. Baeten van de K.V.P. heeft
de Staatssecretaris met name gevraagd of hij bereid is
met zijn onderzoekingen voort te gaan mede ter bevorde
ring ener continue speelfilmproductie in ons land.
Ook de heer A. R. Vermeer van de P.v.d.A., weliswaar
enige verbetering constaterend op het gebied van het
filmproductiebeleid, vroeg om meer activering van de
verschillende taken op filmgebied en pleitte bij de re
plieken voor de aandacht van de Staatssecretaris voor de
technische en economische mogelijkheden van het film
wezen in ons land, vooral gezien vanuit de ontwikkeling
in het E.E.G.-verband.
Mevrouw G. V. van Someren-Downer van de V.V.D.
toonde zich verheugd met het onderzoek, waarvan de
Staatssecretaris blijkens de stukken gewag had gemaakt.
Een continue speelfilmproductie achtte zij in het belang
van onze nationale cultuur. Zij hield vervolgens een warm
pleidooi voor een wat meer billijke behandeling van het
film- en bioscoopbedrijf in fiscaal opzicht. Naar haar
overtuiging vormde het bioscoopbedrijf in ons land als
geheel genomen een gunstige uitzondering op hetgeen
zich elders op dit terrein voordoet. Het Nederlandse bio
scoopbedrijf is van huis uit een middenstandsbedrijfhet
is ondanks de huidige moeilijkheden dank zij zijn struc
tuur in wezen gezond en baas in eigen huis gebleven.
Men kan, gezien de bijzonder zware lasten die dit bedrijf
na de oorlog zijn opgelegd, onder de gegeven omstandig
heden de ogen niet sluiten voor de ongelijke concurrentie
positie, waarin het zich bevindt, hierbij in het bijzonder
doelend op de faciliteiten, welke bijvoorbeeld de televisie
ten behoeve harer ontwikkeling van overheidswege geniet.
Wordt het niet tijd, zo vroeg mevrouw Van Someren zich
af, dat de bioscoopwereld met iets meer egards wordt
behandeld?
En wanneer men zoveel waarde hecht aan een onaf
hankelijk filmjournaal, aan voortgang bij de filmproduc
tie, houdt men er dan wel voldoende rekening mee, dat
dit bedrijf het tenslotte moet opbrengen. Dit bedrijf wordt
te zwaar belast, aldus mevrouw Van Someren, en voor
productiedoeleinden wordt er te weinig subsidie beschik
baar gesteld. Laat men dit bedrijf niet uitleveren aan
buitenlandse concerns, die in het E.E.G.-verband als het
ware staan te trappelen om straks hun invloed hier te
doen gelden.
Mevrouw Van Someren informeerde tenslotte naar de
uitkomsten van het door de Staatssecretaris ingestelde
onderzoek en vroeg wat de bedoelingen van de regering
zijn met dit bedrijf. Wenst zij zijn onafhankelijkheid te
bewaren of het in de toekomst meer en meer in de rich
ting te brengen van de overheidssfeer?
De Staatssecretaris heeft aan het slot van een twee-
eneenhalfuur durende rede, waarin hij zijn beleid uit
eenzette en de vele vragen der Kamer beantwoordde,
met betrekking tot de film een korte maar duidelijke ver
klaring afgelegd. Bij zijn beleid staan de Staatssecretaris
voor ogen de belangen van het film- en bioscoopbedrijf
als geheel, de onafhankelijkheid van het Nederlands jour
naal en de continuïteit en de verbetering van de Neder
landse filmproductie.
Het door hem ingestelde onderzoek heeft uitgewezen,
dat de situatie in het filmbedrijf moeilijk is. Aangaande
de fiscale situatie van dit bedrijf is overleg gaande met
het Ministerie van Financiën. Hij hoopt in het volgend
jaar een oplossing te kunnen vinden. Gaarne spreekt de
Staatssecretaris als zijn overtuiging uit, dat het bedrijf
de motor is van de filmproductie en dat de ontwikkeling
van de productie ten nauwste samenhangt met een gezond
en onafhankelijk bedrijf. De Staatssecretaris zal verder
gaande steun aan de productie bevorderen en is van me
ning, dat de resultaten tot heden hoopgevend zijn. Wat
de korte film betreft, kan zelfs van een artistieke prestatie
worden gesproken, die ook buiten de grenzen de aandacht
trekt.
Hoewel in de veelheid van vraagstukken, welke tijdens
de begrotingsbehandeling op het Binnenhof de revue pas
seren, de belangen van ons bedrijf slechts een minuscuul
deel uitmaken, mag toch met voldoening worden vermeld,
dat de problematiek van ons bedrijf voor het eerst de
aandacht van de grote fracties heeft gehad en de Re
gering terzake ener mogelijke oplossing bij monde van
de huidige, zo voortvarende Staatssecretaris van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen, Mr. Y. Scholten, zich
diligent heeft verklaard.
185