Vergadering van de F.I.A.D.
E.E.G.-biiinen tarieven wederom verlaagd
Op 19 en 20 december 1961 is te Rome
de derde ledenvergadering gehouden van
de Internationale Filmverhuurdersorgani
satie, de Fédération Internationale des
Associations de Distributeurs de Films
(F.I.A.D.). Daaraan hebben afgevaardig
den van Frankrijk, Italië, Portugal, Spanje
en Zwitserland deelgenomen. De heer H.
S. Boekman, vice-voorzitter van het Hoofd
bestuur en voorzitter van de Bedrijfsafde
ling Filmverhuurders, heeft op deze ver
gaderingen de Nederlandsche Bioscoop-
Bond vertegenwoordigd.
De president der F.I.A.D., de heer
Franco Penotti, heeft een overzicht gege
ven van de werkzaamheden in het afgelo
pen jaar. Hij heeft medegedeeld, dat in
de Federatie thans verenigd zijn twaalf
nationale organisaties van filmverhuur
ders. Voorts heeft hij ter sprake gebracht
een door de vice-president, de heer Joa-
quin Agusti, samengesteld rapport over de
relaties tussen het film- en bioscoopbedrijf
en de televisie alsmede het plan voor de
instelling van een internationaal arbitrage
instituut, ontworpen door de heer Gon-
trand Schwaller, secretaris-generaal van
de F.I.A.D.
De heer Penotti heeft eraan herinnerd,
dat de Federatie thans actief deelneemt
aan de werkzaamheden van het Bureau
International du Cinéma (B.I.C.) tezamen
met de internationale organisaties van
filmproducenten en bioscoopexploitanten.
Ook is de F.I.A.D. lid van het internatio
naal comité voor film en televisie ingesteld
door de Unesco.
Als een der belangrijkste problemen,
waarmede de Federatie geconfronteerd
wordt, noemde de heer Penotti de censuur.
Hij herinnerde aan het besluit van het
B.I.C. om aan de regeringen der verschil
lende landen te vragen om het filmbedrijf
de verantwoordelijkheid te laten om een
eigen controle zonder overheidsinmenging
in te stellen. Daarbij gaat men uit van de
opvatting, dat de film nu zestig jaar na
haar geboorte werkelijk volwassen is en
in staat is voldoende waarborgen te geven
voor een juiste hantering van haar ver
antwoordelijkheid, zoals zij trouwens be
wezen heeft in de landen, waar de zelf
controle is aanvaard en wordt toegepast.
Grote aandacht werd ook besteed aan het
vraagstuk der fiscale lasten en het weg
nemen van invoerbeletselen.
Tijdens de beraadslagingen betreffende
het streven om door aantrekking van
nieuwe leden de Federatie te versterken
heeft de heer Boekman erop aangedrongen
de vergaderingen van de Federatie voortaan
in een meer centraal gelegen Europese stad
te houden om aan de leden de gelegenheid
te geven de vergaderingen zonder al te
grote opofferingen bij te wonen.
Besloten werd het plan-Schwaller be
treffende het internationaal arbitrage-insti
tuut ter bestudering aan de aangesloten
organisaties voor te leggen en in een vol
gende, beter bezochte algemene vergade
ring opnieuw aan de orde te stellen. In
middels zal het plan ook worden voorge
legd aan de producenten.
Uitvoerig werd van gedachten gewisseld
over een denkbeeld om voor de exploitatie
van elke film afzonderlijk een minimum
garantie voor Europa in haar geheel te
gaan vaststellen met de mogelijkheid om
minder bevredigende opbrengsten uit het
ene land te compenseren met de betere
uit een ander land ten einde op die wijze
het risico voor de filmverhuurders te be
perken. Tot een beslissing is men echter
niet gekomen.
Voorts werd aandacht besteed aan de
vertragingen die zich voordoen bij het be
trekken van filmcopieën uit Italië. De
Italiaanse gedelegeerden hebben medede
ling gedaan van de stappen, die zij heb
ben ondernomen om deze vertragingen,
veroorzaakt door overheidsbemoeiingen, te
reduceren.
Ten slotte kwam een brief van de Ne
derlandsche Bioscoop-Bond ter sprake.
waarin enige wensen werden geuit ter za
ke van nieuwe activiteiten der Federatie.
Een van deze wensen had betrekking op
het ontwerpen van internationaal geldige
algemene voorwaarden voor het overdra
gen van exploitatierechten aan filmver
huurders. Het onderwerp is inmiddels in
studie genomen als onderdeel van een
regeling van de verhoudingen tussen pro
ducenten en filmverhuurders.
Ten aanzien van een andere suggestie
van de Bioscoop-Bond, namelijk het vast
stellen van minimum normen voor de leve
ring van reclamemateriaal werd besloten
contact op te nemen met de producenten.
Hetzelfde besluit werd genomen ten op
zichte van een derde wens van de Bio
scoop-Bond, betrekking hebbende op het
bestuderen van de mogelijkheid om voor
de geluidsweergave geheel over te schake
len naar de magnetische band.
Per 1 januari 1962 zijn de binnentarie-
ven der invoerrechten geldende voor de
zes Euromarkt-landen in hun onderling
verkeer opnieuw verlaagd. De totale verla
ging van de per 1 januari 1957 geldende
tarieven wordt hierdoor gebracht op veer
tig procent.
Hieronder publiceren wij een volledig
overzicht van de thans voor filmmateriaal
geldende tarieven voor E.E.G.-landen en
voor andere landen. Hoewel, zoals bekend,
de invoerrechttarieven voor niet-E.E.G.-
landen voorlopig geen verdere daling zul
len ondergaan, zijn ten opzichte van de
situatie per 1 januari 1961 toch enkele
veranderingen opgetreden onder de posten
37.04, 37.06 en 37.07 als gevolg van de
revaluatie van de gulden. De hieruit voort
vloeiende verlaging bedraagt 4,74 procent.
Tariefpost
37.02
37.04
37.06
37.07
Omschrijving van de goederen
Films, lichtgevoelig, onbelicht, ook indien
geperforeerd, op rollen of in stroken:
A. cinematografische
B. andere
Platen en films, belicht, niet ontwikkeld
(negatieve en positieve)
A. cinematografische films:
I. negatieve: positieve werkcopieën
voor filmlaboratoria (duplicaatpo
sitieven of masterprints)
II. andere positieve per 100 m
B. overige
Cinematografische lilms, belicht en ont
wikkeld, waarop uitsluitend klanken zijn
vastgelegd (negatieve en positieve)
A. negatieve; positieve werkcopieën voor
filmlaboratoria (duplicaatpositieven of
masterprints)
B. andere positieve per 100 m
Andere cinematografische films, belicht en
ontwikkeld, waarop enkel beelden of
waarop zowel beelden als klanken zijn
vastgelegd (negatieve en positieve):
A. negatieve; positieve werkcopieën voor
filmlaboratoria, duplicaat positieven of
masterprints)
B. andere positieve:
I. Filmjournaals per 100 m
II. overige, met een breedte:
a. van minder dan 10 mm
per 100 m
b. van 10 mm of meer doch min
der dan 34 mm per 100 m
c. van 34 mm of meer doch min
der dan 54 mm
d. van 54 mm of meer
per 100 m
per 100 m
voor E.E.G.-
landen
7,2%
14.4
vnj
ƒ7,17
vrij
vrij
ƒ7,17
vnj
ƒ7,17
ƒ7,17
ƒ7,17
ƒ7,17
ƒ7,17
voor andere
landen
13,2
20
vnj
ƒ8,51
vrij
vnj
8,51
Aantekeningen
1
vnj
8,37
8,37
11,95
12,71
12,71
Bijeenbehorende films, op één waarvan
enkel klanken zijn vastgelegd, terwijl
op de andere beelden zijn vastgelegd,
worden niet te samen, doch afzonder
lijk naar hun aard ingedeeld.
Voor de toepassing van post 37.07 B I
worden onder filmjournaals verstaan,
films met een lengte van minder dan
330 meter, welke betrekking hebben op
actualiteiten van politieke, sportieve, mi
litaire, wetenschappelijke, literaire,
folkloristische, toeristische, mondaine
of dergelijke aard.
239