De betekenis van de film
voor de geestelijke volksgezondheid
Tegenstelling niet beginselen en normen
Prof. dr. F. J. J. Buytendijk heeft onlangs op een bij
eenkomst van de katholieke Centrale Vereniging voor de
Geestelijke Volksgezondheid een interessante voordracht
gehouden over de betekenis van de film voor de geeste
lijke volksgezondheid. Hieronder geven wij een uitvoerige
samenvatting van deze voordracht:
Om de betekenis van de film voor de geestelijke ge
zondheidszorg in onze samenleving te kunnen doorzien en
niet affectief te overschatten of te onderschatten, is het
nodig nadrukkelijk te herhalen, dat elke zorg gefundeerd
behoort te zijn op een helder begrip van het eigen karak
ter van de concrete situaties. Elke theoretische overweging
en elk daadwerkelijk handelen betreffende de geestelijke
gezondheidszorg zal dus moeten steunen op de feitelijke
structuur van onze huidige wereld, op een zuiver begrip
van de werkelijke tijdgeest en de aard van zijn uitingen.
Hoezeer onze zorgen ook gericht mogen zijn op de verwe
zenlijking van een bestaansvorm, die de optimale realise
ring verzekert van de waardigheid, waartoe de mens ge
roepen is, wij weten zowel uit de bezinning op het men
selijke als uit de historiciteit der beschaving, dat deze be
schaving niet steeds door de levensgewoonten, opvoe
dingsbeginselen, conventies en maatschappelijke verhou
dingen van vorige generaties wordt gegarandeerd. Het
heimwee naar een verleden, waarvan de ouderen geneigd
zijn een geïdealiseerd beeld te ontwerpen, ondermijnt ons
vertrouwen in de oorspronkelijke en steeds aanwezige
menselijke mogelijkheid om in nood en welvaart in de
verwarring van gedachten en gevoelens, zelfs in de duis
ternis van zedelijke verwording zich te richten naar waar
heid en goedheid, indien deze als bevrijding en verhel
dering duidelijk verstaanbaar zijn.
Een dergelijk verstaan is thans slechts mogelijk, indien
wij inzien, dat onze beschaving na twee wereld-oorlogen
en een ontstellend snelle technische ontwikkeling, zich in
een volstrekt eigen taal uitdrukt en slechts in deze taal
aangesproken kan worden. In deze taal is het woord voor
een groot deel door het beeld vervangen.
Terwijl in een steeds kleiner wordende kring nog de
onvervangbare culturele functie van een genuanceerd
woordgebruik wordt verzorgd, vervalt de massa-communi
catie tot een armoedig taalgebruik, dat de behoefe aan
een nauwkeurig begrijpen en het vermogen hiertoe op
heft. Een teken van deze verdwenen behoefte en dit onver
mogen is de populariteit van de film, die niet slechts vol
doet aan de oppervlakkige nieuwsgierigheid en de be
geerte naar verstrooiing en sensatie van de moderne mens,
het volkstheater verving, maar tevens de tijdgeest zowel
uitdrukt als vormt. Hoewel het bioscoopbezoek door de
verbreiding van de televisie, naar men zegt afneemt, is
de invloed van de film nog belangrijk. Het banale feit,
dat de grote centra der filmproductie ver verwijderd zijn
van de talloze plaatsen, waar de producten worden ge
consumeerd en het even banale feit, dat deze productie
een commerciële onderneming is en dus door vraag, aan
bod en reclame wordt beheerst, zijn daarbij van beslis
sende betekenis.
Men accepteert op elk gebied wat onmiddellijk in de
smaak valt of waarvoor de smaak geleidelijk ontstaat. Dit
laatste geschiedt, zoals iedere vorming van gewoonte of
mode toont, indien geen uitgesproken vooroordeel of af
keer bestaat. Ontbreken deze motieven voor het aanne
men van hetgeen wordt aangeboden, dan blijkt het in
welke mate de mens zich aanpast en zich schikt naar an
deren. Deze aanpassing veronderstelt echter sluimerende
neigingen, gevoeligheden, zintuigelij ke, motorische en
geestelijke disposities, die algemeen menselijk zijn.
Het is begrijpelijk dat de aanpassing het grootste is bij
de jeugdigen, die niet door reeds verworven en verinner
lijkte waarderingen een bestaanswijze als een tweede na
tuur hebben gestabiliseerd. Men denke aan de ongeremde
geestdrift der teenagers voor bepaalde muziek en dansen
waarvoor de meeste volwassenen zelden in fanatische op
winding kunnen komen.
Wanneer men nu constateert, dat van Bolsward tot Sit-
tard de filmen, die uit Hollywood en elders worden aan
gevoerd, steeds weer met succes worden vertoond, dan
blijkt hieruit duidelijker dan uit theoretische beschouwin
gen, hoezeer de filmproducenten de kunst verstaan het
grote publiek en waarlijk niet alleen de jongeren
te boeien, sluimerende disposities te activeren en labiele
waarderingen te wijzigen. Deze wijziging geschiedt stil
zwijgend en onopgemerkt, maar zij is niet beperkt tot het
verblijf in de donkere bioscoopzaal. Daarbuiten zal zij
dikwijls in tegenstelling staan tot de levensbeginselen, de
zedelijke normen, die men meent van harte te aanvaarden
en die inderdaad de dagelijkse menselijke verhoudingen
en de gedragingen nog blijven bepalen, maar de invloed
van de film voltrekt zich in die verborgen diepten van de
mens, welke juist in de critische momenten van het be
staan beslissend zijn. Wij dienen er ons rekenschap van
te geven dat de geestelijke gezondheidszorg nooit gericht
kan zijn op een verandering van de dagelijkse gedrags
vormen, die door de kracht van gewoonte en zedelijke
orde genormaliseerd zijn, maar op de persoonlijkheids
vorming, de integratie en een volwassenheid, die juist in
moeilijke omstandigheden, bij verantwoordelijke beslis
singen en in conflictsituaties bescherming biedt. Daarom
is onze aandacht voor de verzwegen, verborgen macht van
de film noodzakelijk.
Hoe overweldigend deze macht is door de wijze, waarop
de speelfilm ons doet deelnemen aan een onwerkelijke
werkelijkheid, die zodanig wordt gepresenteerd, dat zij
door sensationele spanningen primitieve emotionele effec
ten oproept, die zonder remming worden doorleefd, moge
toegelicht worden met een paar zinnen van de filmcriticus
H. Witte. Deze merkte in Filmforum (januari 1961) naar
aanleiding van een door hem gewaardeerde moderne film
het volgende op,,Het leven in deze film speelt zich af
in de volle consequenties van een nieuwe wereld", waar
in de vrije en tijdige ingreep op het lot door de menselijke
wil evenmin een rol speelt als de moraal en het ganse
samenstel van oude waarden. Deze waarden worden niet
meer aangevallenzij bestaan eenvoudig niet meer. De
232