^el&a ram ingeslagen, ook al zou liet doorgaan met het liquideren van abnormale belastingtarieven in bepaalde gemeenten. Wij streven thans principieel naar afschaffing van de bioscoop belasting. Ik heb U echter ook voor ogen gehouden, dat deze weg lang en moeilijk zal zijn, dat het hier een krachtsinspanning betreft, die, naar wij vrezen, zich over jaren zal uitstrekken. Wat de activiteiten van het Hoofdbestuur aangaat kan ik U mededelen, dat de Bondsdirecteur en ik namens het Hoofdbestuur reeds op 18 december 1959 een onderhoud hebben gehad met de competente staatssecretaris, waarbij hem het lastenvraagstuk van ons bedrijf in zijn geheel is voorgelegd. Het begrip, dat Zijne Excellentie en ik moet eraan toevoegen zijn naaste medewerkers voor onze moeilijkheden aan de dag heeft gelegd, heeft geleid tot het indienen op 8 februari 1960 van een nota, waarbij het gehele vraagstuk van de bijzondere lasten op ons be drijf aan een nadere beschouwing is onderworpen en waarbij is aangetoond, dat temidden van de moderne ont wikkeling van het amusementswezen de uitzonderings positie van ons bedrijf niet is te handhaven èn omdat deze positie onbillijk is èn omdat zij in de toch al ongelijke concurrentie ons in ons bestaan en in onze ontwikkeling belemmert èn omdat ons bedrijf op den duur ook inter nationaal gezien geen exceptie kan vormen. Wij hebben de regering met deze nota twee verzoeken gedaan. In de eerste plaats hebben wij om afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting verzocht. Gezien de precaire situatie, waarin ons bedrijf meer en meer geraakt, hebben wij bovendien verzocht onze bedrijven tussentijds tegemoet te komen door het daarheen te leiden, dat de gemeenten bij de heffing van vermakelijkheidsbelasting niet boven een bepaald redelijk maximum zouden uitkomen, en door een afschaffing van de omzetbelasting in de sector van het film- en bioscoopbedrijf. Deze verzoeken kwamen niet zo maar uit de lucht vallen, maar sloten aan bij de mogelijk heden van tegemoetkoming op belastingterrein, zoals die in overheidskringen zijn geconsidereerd. Na verscheidene ambtelijke contacten is deze nota op 2 december 1960 ge volgd door een tweede, waarin de regering nauwkeurig op de hoogte is gebracht van de toenemende moeilijkheden, waarvoor ons bedrijf zich ziet geplaatst en waarbij zij tevens in kennis is gesteld van ons inzicht in de ontwik keling in deze sector, hierop neerkomende, dat ons be drijf op het gebied van de ontspanning een rol zal moeten spelen, en gezien de internationale ervaring ook zal kun nen blijven spelen, maar dat men ons door de extra belas ting voor bijna onoverkomelijke moeilijkheden plaatst en ons ten zeerste remt. Voorts hebben wij aangevoerd, dat het diep te betreuren zou zijn, wanneer de activiteiten van ons bedrijf en onze onafhankelijkheid als gevolg van tijdelijke moeilijkheden misschien onherstelbaar zouden worden aangetast, terwijl door een tijdig ingrijpen veel ongelukken zouden kunnen worden voorkomen. Deze nota heeft opnieuw geresulteerd in ambtelijk contact en heeft tenslotte geleid tot een bliksemonderzoek naar de situatie in ons bedrijf, op basis waarvan door de Bondsdirecteur een rapport is samengesteld, dat ander maal aantoont en scherper nog dan voorheen dat de situatie van tal van zaken uiterst precair begint te worden en dat in vergelijking met het economisch onderzoek dat in 1953 is ingesteld de toestand in zeer ongunstige zin is veranderd. Het bewuste rapport is ingediend op 9 oktober 1961. aan Zijne Excellentie de Minister-President, 's-Gravenhage De jaarlijkse algemene ledenvergadering van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, op 9 april in Am sterdam bijeen, heeft kennis genomen van de ver klaringen van de regering, dat zij streeft naar ver betering van het economisch klimaat in het film en bioscoopbedrijf. In aansluiting op het rapport van het Hoofdbestuur aan het ministerie van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen over de alge mene bedrij f stoestand vraagt de vergadering de aandacht van de regering voor het feit, dat deze toestand met de dag verslechtert ten gevolge van een ongelijke concurrentiestrijd mede onder invloed van een uitzonderlijke belastingheffing. De onafge broken sterke teruggang van de bedrijfsresultaten bedreigt het voortbestaan van sommige onderne mingen en zal naar de vergadering vreest onherstel bare gevolgen hebben voor de activiteiten van het bedrijf op het gebied van de filmproduktie en op andere film-culturele terreinen. De vergadering, ge hoord het verslag over de stappen, die het Hoofd bestuur ter verkrijging van een vermindering van lasten heeft ondernomen, is ernstig teleurgesteld en verontrust over het uitblijven van enigerlei beslis sing. Zij dringt met klem bij de regering aan op de grootst mogelijke urgentie bij de oplossing van het lastenvraagstuk, temeer daar deze bedrijfstak een belangrijke functie heeft in de voorziening van de ontspanningsbehoeften, die mede tot de primaire levensbehoeften van brede lagen van het volk be horen. Een gelijkluidend telegram is heden verzonden aan Zijne Excellentie de staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, mr. Y. Scholten. Met verschuldigde eerbied verblijven wij, namens de algemene ledenvergadering van de Nederlandsche Bioscoop-Bond Joh. Miedema, Voorzitter R. Uges, Secretaris Wij menen te weten, zo verklaarde de heer Miedema, dat onze rapporten in Den Haag met begrip zijn ont vangen, en bij een onderhoud, dat de Bondsdirecteur en ik op 28 december 1961 opnieuw met de staatssecretaris heb ben gehad, bleek ons, dat deze ervan overtuigd was, dat er op het stuk van de lasten dringend iets moet gebeuren. Wij hebben de voldoening gesmaakt, dat bij de behan deling van het desbetreffende hoofdstuk in de Kamer voor het eerst van de zijde der volksvertegenwoordiging de moeilijkheden van ons bedrijf zijn erkend, vooral ook begrip is getoond voor de gezamenlijke belangen van dit bedrijf en met aandrang de aandacht van de regering is gevraagd voor onze moeilijkheden. Van de zijde van de regering is hierop in de Tweede Kamer geantwoord, dat wordt onderzocht, of maatregelen kunnen worden geno men ter verbetering van het Nederlandse filmwezen als geheel. Naar aanleiding van soortgelijke schriftelijke vra gen in de Eerste Kamer heeft de staatssecretaris zeer recent nog verklaard, dat zijn streven is gericht op een 26»

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 7