Geen belasting meer in Ierland Italiaanse filmindustrie vertoont grote bloei Lagere invoerrechten Ook in Oostenrijk strijd tegen belasting het ene deel zou rechtstreeks aan de film producenten ten goede moeten komen, waarbij de recettes van de geproduceerde films als verdeelsleutel zouden dienen. Uit het overige deel zouden premies voor films van bijzondere waarde, bevordering van de filmuitvoer naar derde landen en investe ringen ter bevordering van de ontwikke ling van de filmtechniek en dergelijke kunnen worden gefinancierd. Naar het schijnt bestaan echter bij de Europese Commissie in Brussel ernstige bezwaren tegen dit plan. In de eerste plaats twijfelt men aan de doelmatigheid van een stelsel, dat gebaseerd is op afreke ningen en uitbetalingen in zes verschillende landen; voor de verwezenlijking van het plan is een uitermate gecompliceerde ad ministratie noodzakelijk. Bovendien is men in Brussel van mening, dat een dergelijk financieringsstelsel niet in overeenstem ming zal kunnen worden gebracht met de bepalingen van het verdrag van Rome, dat aan de Europese Economische Gemeen schap ten grondslag ligt. Ook in de Europese filmwereld is men echter niet onverdeeld enthousiast over het plan, zij het dan dat de filmindustrieën in de drie grote leden-landen Frankrijk, Italië en West-Duitsland het plan steu nen. Het staat nog te bezien, of het plan voor een Europees filmfinancieringsfonds, gevormd door een toeslag op de toegangs prijzen, zal kunnen worden verwezenlijkt. De conclusie van dit alles kan slechts zijn, dat de integratie op filmgebied nog vele voeten in de aarde heeft. De gecom pliceerde vraagstukken, die in het leven worden geroepen door de tegenstrijdige wensen, zoals die in de filmindustrieën in de verschillende landen leven, zijn niet zo maar op te lossen. Het zal nog wel enige tijd vergen, voordat de door het verdrag van Rome voorgeschreven harmonisering van de concurrentieverhoudingen ook ten aanzien van het film- en bioscoopbedrijf zal zijn verwezenlijkt. Na een langdurige en hardnekkige strijd van de Ierse bond van bioscoopexploitan ten heeft de regering van de Ierse repu bliek zich na vele weigeringen nu toch be reid verklaard om in oktober van dit jaar over te gaan tot afschaffing van de ver- makelijkheidsbelasting op bioscoopvoor stellingen. In Ierland volgt men daarmede het voorbeeld van Groot-Brittannië, dat reeds enkele jaren geleden de vermake- lijkheidsbelasting afschafte. De Ierse bioscoopexploitanten hadden reeds zeer lang gewezen op de noodtoestand in hun bedrijven en de regering er op merkzaam op gemaakt, dat de daling van het bezoek vele theaters evenals dat in Engeland het geval is geweest tot de rand van de afgrond zou brengen. De Ierse exploitanten hebben reeds ver klaard, dat zij niet in staat zullen zijn de door het wegvallen van de vermakelijk- heidsbelasting vrijkomende bedragen te besteden voor verlaging van de toegangs prijzen. Daarmede volgen zij het Engelse voorbeeld, waar evenmin de prijzen werden verlaagd. Het motief is, dat de vrijkomen de gelden broodnodig zijn voor moderni sering van de theaters en voor het opvan gen van de gestegen kosten. De Italiaanse filmindustrie heeft ook in het eerste halfjaar van 1962 een periode van grote bloei doorgemaakt. Het aantal films, dat in de eerste helft van dit jaar in Italië is gereed gekomen, is opnieuw aanzienlijk groter dan een jaar geleden. Tot 30 juni leverde de Italiaanse filmin dustrie niet minder dan 114 speelfilms af, tegen 102 in de eerste helft van 1961, 91 in 1960 en 82 in 1959. Van de 114 geproduceerde films waren 73 zuiver Italiaans26 werden vervaardigd in co-produktie met Franse filmmaatschap pijen, zes waren co-produkties met West- Duitsland, drie co-produkties met Spanje, één een co-produktie met de Verenigde Staten, terwijl tenslotte vijf films tot stand kwamen als co-produkties tussen drie lan den. Invoerrechten op radio-, televisie- en filmapparatuur, wetenschappelijke instru menten en andere instrumenten ten dien ste van de voorlichting zijn verlaagd door zestien landen, die hebben deelgenomen aan een te Genève gehouden tarieven- conferentie van de GATT de Algemene Overeenkomst over Tarieven en Handel. De conferentie werd gehouden op initiatief van de culturele en opvoedkundige raad van de Verenigde Naties, de Unesco. Voorzover het film en filmapparatuur betreft zijn in de volgende landen de in voerrechten verlaagd: in Canada op film camera's, in Denemarken op filmmateriaal, in India op filmprojectoren, in Nieuw Zee land eveneens op filmprojectoren, in het Verenigd Koninkrijk op onbelichte film, filmcamera's en -projectoren en in de Ver enigde Staten op filmcamera's en film materiaal. Voorts zijn in de landen van de Europese Economische Gemeenschap de invoerrech ten verlaagd op onbelichte film. In het midden van augustus heeft in Wenen een algemene vergadering plaats gevonden van hét Verband der Lichtspiel- theater Österreichs, tijdens welke bijeen komst de strijd tegen de vermakelijkheids- belasting op bioscoopvoorstellingen sterk op de voorgrond kwam. Besloten werd, dat het bestuur een witboek over het vraag stuk van de vermakelijkheidsbelasting zal opstellen, dat zal worden toegezonden aan volksvertegenwoordigers, overheidsfunctio narissen en dergelijke figuren ten einde deze op de hoogte te stellen van de zware last, die de vermakelijkheidsbelasting in Oostenrijk op het film- en bioscoopbedrijf legt. Evenals in veel andere landen is de zaak van de vermakelijkheidsbelasting geen nationale aangelegenheid maar een aangelegenheid van de gemeenten en de Bondslanden, waardoor het zeer moeilijk wordt om via centraal overleg tot een goe de oplossing te komen. De vergadering sprak zich ten duidelijk ste uit tegen een verlenging van de wet op het zogenaamde „Kulturgroschen", uit de opbrengst van welke belasting allerlei culturele uitgaven worden gedaan; de wet is al enkele keren verlengd en loopt nu op 31 december van het volgend jaar af. Het Verband acht evenmin de omzetting van het „Kulturgroschen"-fonds in een fonds ter stimulering van de Oostenrijkse film- produktie aanvaardbaar. Men is van me ning, dat het fonds geheel dient te ver dwijnen. Het gaat overigens bij de op het bio scoopbedrijf drukkende fiscale lasten in Oostenrijk wel om interessante bedragen. In 1961 hebben de Oostenrijkse bioscoop exploitanten aan het „Kulturgroschen"- fonds in totaal een bedrag van ruim 28 miljoen Schilling afgedragen. Aan verma kelijkheidsbelasting werd in hetzelfde jaar ruim 130 miljoen Schilling betaald, terwijl tenslotte de „Opferfürsorgeabgabe" nog eens ruim 24 miljoen Schilling op eiste. Dat betekent in totaal een bedrag van 182 miljoen Schilling, hetgeen neer komt op ongeveer 26 miljoen gulden. Het bioscoopbezoek heeft in Oostenrijk de laatste jaren een aanzienlijke achteruit gang te zien gegeven. Enkele jaren gele den telden de Oostenrijkse bioscopen on- geveer 122 miljoen bezoekers. In 1960 liep dit aantal terug tot 106,5 miljoen en in 1961 deed zich opnieuw een daling voor tot 100,4 miljoen. In de eerste vijf maan den van dit jaar heeft de dalende ontwik keling zich nog verder voortgezet. In die periode bedroeg het bioscoopbezoek name lijk 39,3 miljoen tegen 44,5 miljoen in 1961 en 45,6 miljoen in 1960. 345

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 19