Gebrek aan actualiteit Rode - Kruiscollecte Onder de titel ..Radio, televisie en vrij e-tij dsbeste- ding, herfst 1960" heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek een uitvoerig rapport gepubliceerd over een onderzoek, dat twee jaar geleden is ingesteld naar een beperkt aantal facetten van de vrije-tijdsbesteding in ons land. Deze publikatie heeft sterk de aandacht van de pers getrokken, zoals dat trouwens in het algemeen geldt voor de publikaties van het C.B.S. Doorgaans is dat ook te recht; men kan onze centrale statistische instelling niet verwijten, dat zij geen activiteit aan de dag legt en de ge publiceerde gegevens zijn doorgaans van groot nut voor- het vaststellen van een trend in de ontwikkelingen op maatschappelijk, economisch of cultureel gebied. De vraag dringt zich echter op, of dit ook geldt voor het onderhavige rapport. Op het gebied van de vrije tijdsbesteding verloopt de ontwikkeling immers de laatste jaren op een zo stormachtige wijze, dat de toestand in 1962 blijkens tal van publikaties een geheel andere is dan uit de cijfers van twee jaar geleden blijkt. De gepubli ceerde gegevens over de vrije-tijdsbesteding in 1960 heb ben met betrekking tot het vluchtige, ogenblikkelijke en dynamische van de huidige amusementsmedia een heel ander effect dan gelijksoortige gegevens hebben met be trekking tot de sectoren, waar de ontwikkeling een veel meer stabiel karakter vertoont. Dat betekent, dat aan het recente C.B.S.-rapport actualiteitswaarde moet worden ont zegd en dat het weinig zin heeft om uit gegevens, die reeds lang door de feiten zijn achterhaald, conclusies te trekken. Echter ook ten aanzien van een ander punt is er gerede aanleiding tot kritiek op het rapport. Als facetten van vrije-tijdsbesteding zijn onderzocht: bioscoopbezoek, le zen van boeken, bezoeken van voetbalwedstrijden en be kendheid met pocketboeken. Tevens is nagegaan in hoe verre het Nederlandse volk de beschikking heeft over een bandopname-apparaat, grammofoon, radio en televisie. Voorts is ruime aandacht besteed aan radiobeluistering en televisiekijken. Maar enkele andere, naar het ons voor komt voor een dergelijk onderzoek essentiële zaken heeft men buiten beschouwing gelaten: bezoek aan schouw burgen, restaurants en café's en het toerisme, die niet alleen een deel van de vrije tijd maar ook van het voor de vrije-tijdsbesteding beschikbare budget opeisen. Het onderzoek is dus zeker niet volledig geweest, zodat ook in dit opzicht de conclusies ook voor wat 1960 aangaat met groot voorbehoud moeten worden getrokken. Maar ons ernstigste bezwaar blijft toch wel het gebrek aan actualiteit. In feite hebben wij geen behoefte aan een publikatie over een toestand, die inmiddels al weer grondig is gewijzigd. Men mag er immers van uitgaan, dat de publikatie van de verzamelde gegevens in de eerste plaats dient ter voorlichting vooral ook van diegenen, die in de praktijk met de problemen worstelen, die door de wijzigingen op het gebied van de vrije-tijdsbesteding in het leven zijn geroepen en niet als lectuur zonder meer. Als zodanig schiet dit rapport echter tekort. De Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft indertijd zelf een onderzoek laten instellen naar de verschuivingen, die zich op het gebied van de ontspanningsmedia voordoen. Dat onderzoek vond plaats in de maanden juli tot en met de cember 1959. De resultaten van dit onderzoek kwamen in februari 1960 beschikbaar; reeds in de laatste maanden van 1959 konden twee tussentijdse rapporten worden uit gebracht, waarin voorlopige gegevens waren opgenomen, die van groot praktisch nut bleken te zijn omdat ze tijdig ter beschikking kwamen. De situatie in het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf is nog steeds ernstig. Er is voorlopig ook geen opleving te verwachten. Maar stel, dat er op een gegeven ogenblik een kentering te constateren valt. De kans is dan groot, dat de officiële statistiek nog na jaren met een rapport komt, waarin we worden geconfronteerd met een moeilijk verleden, dat door de publiciteit opnieuw ongewenste ac tualiteit krijgt. Eén ding is verheugend: bij de leiding van het Cen traal Bureau voor de Statistiek is men zich van de tekort komingen bewust. In het voorbericht van het rapport wordt duidelijk verklaard, dat als gevolg van ernstige personeelstekorten de publikatie helaas met sterke ver traging verschijnt. Had dan onder deze omstandigheden publikatie van het rapport niet beter achterwege kunnen blijven? Wij blijven van mening, dat dergelijke studies een actuele betekenis moeten hebben. Ten aanzien van de ontwikkeling op het gebied van de vrije-tijdsbesteding kan men stellen, dat actualiteit hier geen kwestie is van jaren maar van maanden. Wij mogen vertrouwen, dat het Centraal Bureau voor de Statistiek hiermede rekening zal willen houden. Deze publikatie heeft slechts historische waarde. Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bio scoop-Bond heeft in antwoord op een desbetreffend verzoek van het Hoofdbestuur van het Nederland sche Roode Kruis medegedeeld, ook dit jaar gaarne bereid te zijn om op de gebruikelijke wijze mede werking te verlenen aan een bioscoopcollecte ten behoeve van deze instelling. De collecte zal worden gehouden in de week van 4 tot 11 oktober. De opbrengst van de collecte zal worden aange wend voor de nationale taken van het Rode Kruis, zoals lectuurvoorziening voor zieken, vakantiewe ken voor invaliden in het Henri Dunanthuis te Woudschoten, Jeugd Rode-Kruiswerk, Welfare- werk voor zieken en bejaarden, boottochten voor chronisch bedlegerige patiënten met het Rode Kruis Hospitaalschip „J. Henri Dunant'' en der gelijke. Aan de collecte zal wederom het vertonen van een kort propagandafilmpje voorafgaan. 330

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 4