Vermakelijkheidsbelasting Groei naar eenheid Bioscoop in Groot-Brittannië geliefd verstrooiingsmiddel Festival van Tours Ten aanzien van de vermakelijkheids belasting gaat het C.I.C.E. uit van de noodzakelijkheid om deze uitzonderlijke last geheel af te schaffen, te meer nu naar alle waarschijnlijkheid ook Groot-Brittan- nië deel van de E.E.G. zal gaan uitmaken: de vermakelijkheidsbelasting is in dat land twee jaar geleden reeds afgeschaft. Op grond van de bepalingen van het E.E.G.- verdrag zullen de verschillende belastingen op het niveau moeten worden gebracht van het land, dat de gunstigste regeling kent; zodra Groot-Brittannië toetreedt tot de E.E.G. zal ongetwijfeld de afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting in de an dere landen aan de orde worden gesteld. Bovendien wordt de afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting noodzakelijk ge acht om de gelden vrij te maken voor de stichting van een fonds ter financiering van de Europese filmproduktie, dat de ver schillende nationale steunmaatregelen ten behoeve van de filmproduktie zou moeten vervangen. Men stelt zich voor, dat dit fonds zal worden gevoed uit de opbrengsten van een speciale bijdrage van alle biosco pen in de landen van de Europese Econo mische Gemeenschap. De regeling van de details, zoals de omvang van de toeslag op de entreebiljetten en de uitkeringen uit het filmfinancieringsfonds, moet nog worden voltooid, opdat men over niet al te lange tijd een compleet afgerond plan bij de Europese Commissie te Brussel zal kunnen indienen. De Europese Commissie zal dan moeten uitmaken, of de stichting van een Europees filmfinancieringsfonds binnen het kader van het E.E.G.-verdrag mogelijk Tijdens de Parijse onderhandelingen is gebleken, dat de harmonisering van de concurrentieverhoudingen nog de nodige moeilijkheden oproept. Dat is overigens ook niet verbazingwekkend, wanneer men bedenkt, dat reeds in de verschillende lan den zelf moeilijk overeenstemming over een gemeenschappelijke nationale filmpolitiek is te bereiken. In het vlak van de E.E.G. nemen deze moeilijkheden nog in omvang toe door de zeer verschillende structuur van de filmmarkt in de zes landen en de afwijkende bepalingen, die ten aanzien van het filmbeleid in de zes landen van kracht zijn. Dit neemt echter niet weg, dat in alle kringen van het Europese film- en bio scoopbedrijf de ernstige wil bestaat om tot een uniform programma te komen. De mo gelijkheid daartoe is aanwezig, omdat men het over de beide grondbeginselen volko men eens is. Het ene grondbeginsel houdt in, dat de Europese filmindustrie zonder steunmaatregelen niet kan voortbestaan, hetgeen heeft geleid tot de gedachte van het zelffinancieringfonds. Het andere be- Een sfeervolle shot uit de korte film ..Droom zonder ein de*', ivaaraan de ci neast Max de Haas thans werkt. De film behandelt de reactie van de mensen op het verschijnen van een komeet in het zonnestelsel. ginsel betekent, dat men gemeenschappe-. lijk zal optreden voor een radicale ver mindering van de vermakelijkheidsbelas ting, die tenslotte tot een totale afschaffing van deze last moet leiden. De moeilijkhe den liggen in de wijze, waarop men deze grondbeginselen wil combineren. Op 20 november zal men opnieuw in Parijs bijeenkomen om de onderhandelin gen voort te zetten. Het is overigens wel duidelijk, dat het film- en bioscoopbedrijf in de zes landen van de Europese Economische Gemeen schap in feite snel naar een eenheid toe groeit. De filmproduktie in de zes landen zal namelijk ernstig in gevaar komen, wan neer Italië en Frankrijk gedwongen zouden worden om hun steunmaatregelen prijs te geven zonder dat daarvoor iets anders in de plaats komt. Dit gevaar zou acuut wor den, wanneer niet in de Westduitse Bonds republiek op korte termijn een verwant stelsel van overheidshulp tot stand komt. Zo is de harmonisering van de hulpmaat regelen een voorwaarde voor de handha ving van een voldoende aantal Europese films. Zo bezien is er nu reeds sprake van een lotsverbondenheid van alle filmproducen ten uit de E.E.G.-landen. Dat houdt tege lijkertijd een lotsverbondenheid met de bio scoopexploitanten in. Want wanneer de crisistoestand in de Westduitse filmin dustrie voortduurt en nog in omvang toe neemt en wanneer bovendien de Franse en Italiaanse filmindustrie voor grote moeilijk heden komt te staan zal het beschikbare aantal Europese films een nog verdere ach teruitgang te zien geven. Aldus hangen de filmeconomische problemen in de E.E.G.-landen ten nauwste met elkaar sa men en verlangen zij een uniforme film politiek van de kant van de nationale en internationale bedrijfsorganisaties en van de autoriteiten. De juridische problemen rond de stich ting van een Westduits stelsel van film- financiering, waarover in het vorige num mer van het Bondsorgaan reeds uitvoerig werd geschreven, zijn inmiddels nog niet opgelost, maar in kringen van het West duitse parlement houdt men ernstig reke ning met de mogelijkheid, dat het plan zal moeten worden afgeschreven. In verband daarmede heeft een vooraan staand lid van de Bondsdag, de christen democraat dr Martin, het initiatief geno men tot de indiening van een wetsontwerp, dat een door de staat georganiseerde hulp aan de filmindustrie wil verwezenlijken. Naar bekend is geworden houdt dit wets ontwerp de volgende maatregelen in: Stichting van een fonds voor steun aan het film- en bioscoopbedrijf, dat zal wor den gevoed door een opslag op de entree prijzen van de bioscopen. Daarbij wordt ge dacht aan een percentage van vijf procent. De klein bioscoopbedrijven, die beneden een jaarlijkse recette van 100.000 mark blijven, zullen van deze heffing worden vrijgesteld. De gelden, die op deze wijze worden bijeengebracht, geschat op een bedrag van dertig miljoen mark per jaar, zouden als volgt moeten worden verdeeld: een bedrag van tien miljoen mark zou in de vorm van premies moeten worden toe gekend aan films, die het predicaat „waar devol" of „bijzonder waardevol'' hebben gekregen, aan lange en korte films, die op initiatief van het ministerie van Binnenland se Zaken zijn bekroond en aan scenario's, die een onderscheiding hebben gekregen: een bedrag van tien miljoen mark zou beschikbaar moeten komen ter bevordering van de uitvoer van Westduitse films; een bedrag van tien miljoen mark zou via een stelsel van „automatische produk- tiehulp" over de filmproducenten moeten worden verdeeld naar verhouding van de recettes van hun films. Het wetsontwerp bevat voorts een be paling volgens welke films, die moeten worden beschouwd als „onwaardig om te worden aangemoedigd", buiten de steun maatregelen zullen vallen. Aan de uitkeringen van bedragen uit het fonds zal steeds de voorwaarde worden verbonden, dat deze worden geïnvesteerd in nieuwe filmprojecten. Het laatste woord over het initiatief van dr Martin zal, naar men in het West- duitse film- en bioscoopbedrijI hoopt, bin nenkort worden gesproken. Maar het ziet er toch wel naar uit, dat de parlementaire behandeling van het voorstel vier tot zes maanden in beslag zal nemen. Gemeten naar zijn verspreiding, zijn ont vangsten en naar zijn aantal bezoekers is het bioscoopbedrijf in Groot-Brittannië veruit het belangrijkste verstrooiingsmid del buitenshuis. Veertig procent van alle uitgaven, die in Engeland aan vrijetijds besteding buitenshuis worden gedaan, gaan naar de bioscoop, die in 1961 een bedrag van 620 miljoen gulden incasseerde. De rest werd verdeeld over andere vormen van ontspanning en vermaak zoals sport, to neel en concerten. In Groot-Brittannië, dat thans 2500 bio scopen telt, bedroeg het gemiddelde bio scoopbezoek in 1961 meer dan negen mil joen per week. Dat houdt in, dat per week minstens zevenenhalf miljoen verschillen de mensen in Engeland de bioscoop bezoe ken. De meeste populaire buitensport in Engeland het voetbal trekt gemid deld per week minder dan één miljoen bezoekers. Het publiek is bereid om voor het be zoeken van een bioscoopvoorstelling grote afstanden af te leggen, zo bleek uit de re sultaten van een officieel onderzoek, waar aan deze gegevens zijn ontleend. In het Londense West End legt 59 procent van het bioscooppubliek voor een filmvoorstel ling meer dan acht kilometer af; één op de vijf bezoekers komt zelfs over een afstand van meer dan 32 kilometer. Maar ook in de typische plattelandsstadjes komt men vaak van ver; op het platteland reist één op de vijf bezoekers minstens acht kilome ter om de bioscoop te bezoeken. Van 5 tot en met 10 december vindt te Tours (Frankrijk) voor de achtste keer'een festival plaats van korte films. Tot het fes tival worden toegelaten alle films van min der dan 36 minuten vertoningsduur, die nog niet in Frankrijk zijn uitgebracht. De films moeten na 1 januari 1961 zijn ver vaardigd. Voor het festival kunnen korte films van elke categorie worden ingezon den: documentaires, speelfilms, tekenfilms, opvoedkundige films, wetenschappelijke films, reclamefilms enz. De films moeten worden aangemeld door de producenten en niet door de landen, waar ze zijn vervaar digd. Een internationale jury van filmers, let terkundigen en andere deskundigen zal de prijzen toekennen: de „Grand Prix du Film de Court-Métrage Tours 1962", drie speciale prijzen en een onbepaald aantal eervolle vermeldingen. 374 375

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 20