Projectie-objectieven Hoewel in steeds meer bioscopen gewerkt wordt met moderne projectie-installaties, met goede koolbooglampen of met moderne Xenon- of flitslichtbronnen, wordt bij de periodieke controles in de bioscopen nog maar al te vaak een slechte beeldverlichting of -kwaliteit geconstateerd. Dikwijls blijkt dan iets niet in de haak te zijn met de in stelling van de lichtbron, het optisch systeem of het pro jectiescherm, maar welhaast even dikwijls komt het voor, dat, hoewel de gehele apparatuur in de loop van de jaren grondig is gemoderniseerd, nog steeds sterk verouderde, soms vooroorlogse objecten in gebruik zijn. Objectieven zijn nu eenmaal dingen, die niet aan op vallende slijtage onderhevig zijn, die, hoe oud of ver ouderd ook, altijd nog wel een beeld leveren. Objectieven zijn bovendien niet goedkoop en dus kun nen bij een toch al kostbare gehele of gedeeltelijke ver nieuwing van de cabine-inventaris, de oude objectieven nog wel een poosje mee. Deze redenering is begrijpelijk, maar daarom niet minder onjuist. Niet alleen voor came ra's en fototoestellen, maar ook voor 35 mm projectoren zijn na de tweede wereldoorlog moderne objectieven ont wikkeld, die een grote lichtsterkte paren aan een uitste kende beeldscherpte en die bovendien weinig of geen kleurafwijkingen vertonen. Het is geenszins de bedoeling om in deze min of meer populair technische rubriek uitvoerig te verklaren, dat de kwaliteit en daardoor de prijs van een objectief afhanke lijk is van het aantal glaslichamen, dat dit optische hulp middel bevat, van de wijze waarop en de zorgvuldigheid waarmede deze glaslichamen zijn geslepen, van de opstel ling daarvan, van het al dan niet met een doorzichtige kleefpasta (kit) aan elkaar verbonden zijn van de ver schillende glaslichamen, van de oppervlaktebehandeling van de glaslichamen om reflectieverliezen tegen te gaan en van nog diverse andere factoren. Slechts zij er op gewezen, dat al het licht dat met de meest geperfectioneerde middelen tegen niet geringe kosten wordt opgewekt, slechts via het objectief het pro jectiescherm kan bereiken. De sleutelpositie van dit onderdeel staat dan ook wel vast en daar kosten voor nieuwe objectieven slechts zel den behoeven te worden gemaakt is het zeker raadzaam om deze zeer belangrijke factor, die de beeldkwaliteit voor een belangrijk deel bepaalt, niet uit het oog te verliezen. Speciaal nu de wide-screenprojectie algemeen ingang heeft gevonden en er dus veel meer dan vroeger moet wor den gewerkt met objectieven met korte brandpuntsafstan den, is de kwaliteit van het lenzenstelsel, dat het sterk vergrote beeld moet leveren, van veel belang. Uit de hierbij afgedrukte illustratie blijkt duidelijk, dat er in de doorsnede van de naar de film gerichte zijde van het objectief bij de verschillende brandpuntsafstanden aanzienlijke verschillen zijn. Over het algemeen is het zo, dat naarmate de brandpuntsafstand korter is, de achterste lensopening kleiner wordt, waardoor tevens de lichtsterk te, d.w.z. de mogelijkheid van lichtdoorlating. achteruit gaat. Het behoeft geen nader betoog, dat de doorsnede van de achterste lensopening bij voorkeur tenminste even groot moet zijn als de diagonaal van het te projecteren filmbeeldje (ruim drie centimeter). Is de lensopening kleiner, dan gaat een deel van het licht aan de zijkanten verloren, hetgeen zich op het projectiescherm als rand- afval manifesteert. Door toepassing van hulpmiddelen, zoals de beeldvensterlens kan men aan dit bezwaar tege moetkomen, doch men introduceert dan weer andere na delen. Er zijn op het ogenblik diverse soorten zeer goede ob jectieven verkrijgbaar, waaronder objectieven met korte brandpuntsafstanden voor wide-screenprojectie, die toch de gewenste grote ingangsopening hebben en desondanks niet duur zijn. Twijfelt men dus aan de kwaliteit van de in gebruik zijnde objectieven en beschikt men niet over testrasters en andere hulpmiddelen, waarmede scherpte, Objectieven met verschillende openingen (achterzijde). Ter vermij ding van lichtverliezen moet de ingang van het objectief bij voor keur een doorsnede hebben, die tenminste overeenkomt met de diagonaal van het te projecteren filmbeeld. 23

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1963 | | pagina 25