Faire concurrentie
NEDERLANDS FILMWUIiyR
AMSTERDAM
Het lag niet op onze weg ons in te laten met de
vraag aan wie en in welke vorm een televisiezend
machtiging dient te worden verleend en zendtijd ter be-
beschikking dient te worden gesteld. Van enig oordeel ter
zake hebben wij ons consequent onthouden. Wel waren wij
verplicht de gevolgen voor ons bedrijf van het onderwer
pelij ke overheidsbeleid in het oog te houden en dienover
eenkomstig naar vermogen te handelen. Hierin ligt de ver
klaring van ons lidmaatschap destijds van de in 1951
ingestelde Televisieraad, de hearing voor de Radioraad
in 1955 alsook de nota van het Hoofdbestuur in 1959 ge
zonden aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen met het verzoek bij het ontwikkelen van
maatregelen op het gebied van reclametelevisie met de
belangen van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf
rekening te houden en met name aan een eventuele com
merciële concessie voorwaarden te verbinden ter regule
ring van de filmvoorziening. Ook houdt hiermede verband
het deelgenootschap van gegadigden voor reclametelevisie
in ons land, zoals de O.N.T.V. en de T.E.M., waaruit latei-
de N.V. O.T.E.M. i.o. is voortgekomen. Tenslotte moet ook
onze overeenkomst met de huidige concessionarissen in dit
licht worden gezien, alsmede de met televisie-uitzending
verband houdende bedrijfsreglementering. Een verder
gaande activiteit lag niet op de weg van de bedrijfsorgani
satie, vandaar dat de oprichting van het Televisie Syndi
caat voor het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf, waar
van enige weken geleden mededeling is gedaan, een initia
tief is geworden van het bedrijfsleven als zodanig, waar
omtrent overleg is gepleegd met het Hoofdbestuur, dat
hiervoor belangstelling aan de dag legde en daarmede
zijn instemming betuigde, maar generlei verbintenis aan
ging-
Al deze activiteiten geven naar onze mening blijk van
het realistische standpunt, dat in de kringen van het Ne
derlandse film- en bioscoopbedrijf steeds is ingenomen
met betrekking tot de onvermijdelijke technische ontwikke
ling in de sector van de ontspanning. Men heeft in onze
kringen niet het misbaar gemaakt, dat dikwijls in het
buitenland viel waar te nemen, en men heeft zich evenmin
tot 'n onvruchtbare agitatie laten verleiden, maar is slechts
op zijn hoede gebleven en heeft samenwerking gezocht,
daar waar 'het mogelijk was. Men heeft in het bijzonder
willen voorkomen, dat de nieuwe ontwikkeling, die zoveel
verwantschap heeft met ons bedrijf enerzijds niet voor dit
bedrijf geblokkeerd zou worden en anderzijds een beper
king en verzachting van de rechtstreekse concurrentie niet
bij voorbaat zouden worden uitgesloten als gevolg van het
vigerende concessiestelsel. Dit heeft nu eenmaal altijd een
monopoloïde karakter, waardoor met ongelijke wapens ge
streden moet worden. Dit legt de betrokkenen en meer nog
de overheid naar onze mening verplichtingen op. Dat wij
derhalve in de televisieverwikkeling zoals zij zich in ons
land de laatste jaren heeft voorgedaan met verschillende
mogelijkheden hebben rekening gehouden was niet zoals
wij ergens in een van de stukken, wij menen in de minder
heidsnota van de Radioraad, destijds zagen opgemerkt een
wedden op twee paarden, maar een nuchtere benadering
van het vraagstuk zoals het zich in ons land aan ons open
baarde; geen stellingname, maar de verdediging en be
scherming van een moeilijke positie.
In de nota van het Hoofdbestuur aan de Tweede Kamer
van 14 maart wordt met grote ernst gewezen op de conse
quenties van de televisieontwikkeling voor ons bedrijf,
maar meer nog op de noodzakelijkheid voor dit bedrijf
zich te handhaven, omdat het nog altijd vijftig procent van
het totale bezoek aan vermakelijkheidsinstellingen uit
maakt en met zijn één miljoen bezoekers per week een
sociale en culturele functie van gewicht vervult, ja een
van de belangrijkste vormen van ontspannning is in het
huidige sociale leefklimaat. Dit element verdient te meer
de aandacht in verband met de betekenis van de bioscoop
als uitgaansobject voor groepen wier bestedingsmogelijk
heden geen grote keus laten voor ander amusement, het
geen vooral ook geldt voor de jongeren. Een terugdringen
van de positie van het bioscoopbedrijf tengevolge van
sluitingen of verpaupering moet worden beschouwd als
een blijvend maatschappelijk verlies, ook volgens de ge
tuigenis van buitenlandse deskundigen, want zij hebben
aangetoond, dat dit niet te herstellen is en blijvende schade
wordt aangericht. Een verzwakking van de positie van
het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf zou voorts zijn