Herziening Statuten en Reglement Het Hoofdbestuur stelt bij punt 9 van de agenda van de a.s. jaarlijkse ledenvergadering voor om met het oog op het Koninklijk Besluit van 24 juli 1962, houdende onverbindendverklaring van zekere bepalingen betreffende disciplinaire rechtspraak in mededingingsregelingen. Statuten en Algemeen Bondsreglement te herzien. Toelichting Bij Koninklijk Besluit van 24 juli 1962 zijn voorzieningen getroffen met betrekking tot zekere bepalingen, volgens welke de naleving van de in deze regelingen voor de daar bij aangesloten ondernemers neergelegde gedragsregels is verzekerd door sancties, met uitsluiting van de gewone rechter op te leggen door een krachtens die regeling aan gewezen orgaan. Dergelijke bepalingen zijn ingevolge het onderhavige Koninklijk Besluit slechts verbindend, wan neer aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, met dien verstande, dat een termijn is gesteld, waarbinnen aanpas sing kan geschieden. De vorenbedoelde voorwaarden zijn nauwkeurig in het K.B. opgesomd. Zij houden in hoofdzaak in, dat: a. het in hoogste instantie beslissende orgaan in meerder heid zal bestaan uit personen niet behorende tot de onderwerpelijke bedrijfstak of betrokken bij de des betreffende bedrijfsorganisatie; b. voldoende waarborgen zullen worden gegeven voor een deugdelijke berechting; c. de beslissingen behoorlijk met redenen zijn omkleed; d. ten aanzien van de strafsancties maxima worden ge steld. Hoewel de disciplinaire rechtspraak van de Bond, vervat in artikel 15 der Statuten, voor een belangrijk deel vol doet aan hetgeen dienaangaande bij het K.B. wordt voor geschreven, is aanpassing van deze statutaire voorziening op enkele punten onvermijdelijk. In het bijzonder is dat het geval met betrekking tot het in hoger beroep beslis sende college. Tot nu toe was van de beslissingen van het Hoofdbestuur beroep mogelijk op de Ledenraad. Uit het bovenstaande volgt, dat de taak van de Ledenraad, wat de disciplinaire rechtspraak betreft, moet worden overge nomen door een orgaan van in meerderheid neutrale per sonen. Voorts zullen de strafsancties aan maxima dienen te worden gebonden. Dit impliceert onder meer, dat de vervallenverklaring van het lidmaatschap door de alge mene ledenvergadering, waarvan in de artikelen 8 en 15 der Statuten sprake is, niet meer kan worden gehanteerd. De door het Hoofdbestuur voorgestelde Statutenwijzi ging sluit enerzijds zoveel mogelijk aan bij de oorspron kelijke tekst en houdt anderzijds rekening met de voor schriften van het K.B. Het Hoofdbestuur heeft het wense lijk geoordeeld van de gelegenheid gebruik te maken om het maximum bedrag der op te leggen boeten, dat nog steeds is gebaseerd op vooroorlogse verhoudingen, in ver band met de aanzienlijke geldsontwaarding sedertdien een aanpassing te doen ondergaan. De hoofdbeginselen van de ontworpen voorziening zijn neergelegd in de Statuten. In overeenstemming met de bestaande verhouding tussen Sta tuten en Algemeen Bondsreglement vindt de nadere uit werking plaats in laatstgenoemd reglement. Uit de onder werpelijke herziening van de rechtspraakregeling vloeien enige ondergeschikte veranderingen van redactionele aard in Statuten en Algemeen Bondsreglement Voort. Voorgestelde Wijziging van artikel 8 der Statuten: Het lidmaatschap houdt op door: a. opzegging per aangetekende kennisgeving aan het Hoofdbestuur uiterlijk per ultimo september van enig jaar; de rechten en verplichtingen houden alsdan op ultimo december daaropvolgend; b. verlies der vereisten; c. bij toetreding door een lid tot het lidmaatschap of als donateur van een andere vereniging met een gelijk of gelijksoortig doel als dat van de Bond. Voorgestelde Wijziging van artikel 15 der Statuten: Het Hoofdbestuur is gerechtigd om, wanneer door een lid wordt gehandeld in strijd met de algemene belangen of de waardigheid van het Nederlandse film- en bioscoop bedrijf of met de goede naam van de Bond, alsmede bij overtreding door een lid van de Statuten of reglementen van de Bond of van een door de algemene ledenvergade ring genomen besluit of uitgevaardigd voorschrift, de vol gende straffen op te leggen a. waarschuwing; b. boete tot een bedrag van ten hoogste 25.000, c. boycot voor de tijd van ten hoogste zes maanden; alles echter niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van het lid door of vanwege het Hoofdbestuur, behoudens het recht van hoger beroep op het hierna genoemde Col lege van Appèl. Een voor beroep vatbare beslissing van het Hoofdbe stuur is niet uitvoerbaar bij voorraad. Onder boycot wordt verstaan het verbod aan alle leden om op het gebied van het film- en bioscoopbedrijf met het met boycot gestrafte lid direct of indirect zaken te doen. Van elke beslissing van het Hoofdbestuur, waarbij een straf wordt opgelegd, zal schriftelijk, onder vermelding van de feiten en met redenen omkleed, aan het betrokken lid worden kennis gegeven. Het Hoofdbestuur geeft van de beslissing tevens kennis aan alle leden. Eventueel hoger beroep zal binnen veertien dagen na de aangetekende verzending der kennisgeving aan het betrokken lid aanhangig moeten worden gemaakt bij het College van Appèl, dat is samengesteld uit vijf leden, waarvan drie niet mogen behoren tot het film- en bio scoopbedrijf, noch betrokken mogen zijn bij de Bond. Deze vijf leden, alsmede een vijftal plaatsvervangers, zullen worden benoemd door het Hoofdbestuur, met dien verstande, dat het lidmaatschap van het College van Appèl onverenigbaar is met dat van het Hoofdbestuur. De voorzitter van het College van Appèl dient niet te behoren tot het film- en bioscoopbedrijf, noch betrokken te zijn bij de Bond. Het College van Appèl zal de door het Hoofdbestuur opgelegde straf handhaven of verminderen dan wel ver nietigen, doch in geen geval kunnen verhogen. De kosten verbonden aan de behandeling van een zaak door het Hoofdbestuur of het College van Appèl komen ten laste van de Bond.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1963 | | pagina 6