elasting op vermakelijkheden
Voortzetting ledenvergadering
Arnhem
Beek
Deventer
door de heer Chermoek naar aanleiding van een bericht
in de pers over een bepaalde uitspraak zegde de heer
Miedema toe daarnaar een nader onderzoek te zullen laten
instellen.
In antwoord op een vraag van de heer Alter over de
verschuiving van de televisiefilmavonden van dinsdag naar
maandag deelde de Bondsvoorzitter mede, dat het Hoofd
bestuur in die verplaatsing geen bezwaar zag; er waren
zelfs vrij veel leden, die de voorkeur aan de maandag gaven.
Met een woord van dank aan de leden voor hun belang
stelling sloot de Voorzitter tenslotte de vergadering.
Op maandag 29 april vond in hotel Krasnapolsky te Am
sterdam de voortzetting van de ledenvergadering plaats,
waarin in een uitermate korte tijd de agenda werd af
gehandeld. Nadat eerst de notulen van het eerste deel
van de vergadering van 8 april op advies van de Notulen-
commissie, waarin zitting hadden de heren G. J. M. Top
te 's-Hertogenbosch, J. J. L. Gielisse te 's-Gravenhage
en S. Barnstijn te Utrecht, waren goedgekeurd werden tot
leden van de commissie, belast met het nazien van de no
tulen van deze vergadering benoemd de heren C. Geerts
te Breda, H. Miedema te Deventer e R. A. H. Herzet te
Amsterdam.
Bij de behandeling van de Wijziging van Statuten en Al
gemeen Bondsreglement, die in deze tweede vergadering
zou moeten worden aangenomen met tweederde van de
uitgebrachte stemmen ongeacht het aantal vertegenwoor
digende zaken, vroeg de heer E. Alter, waarom niet nader
de samenstelling van het College van Appèl in het voorstel
was omschreven. Er wordt slechts gezegd, dat het College
is samengesteld uit vijf leden, waarvan drie niet mogen be
horen tot het film- en bioscoopbedrijf, noch betrokken mo
gen zijn bij de Bond. Is het de bedoeling, dat van Bonds-
wege steeds bijvoorbeeld een filmverhuurder en een exploi
tant in het College worden benoemd
De voorzitter beantwoordde deze vraag met de medede
ling, dat het Hoofdbestuur bij de benoeming van de leden
van het College steeds de pariteit tussen de afdelingen van
de Bond zo goed mogelijk tot uiting zal laten komen. Er is
echter geen speciale noodzaak om dit in de Statuten vast
te leggen.
Nadat tenslotte de Bondsdirecteur de vergadering nog
machtiging had gevraagd tot het aanbrengen van formele
wijzigingen, voorzover die voor de koninklijke goedkeuring
vereist zijn, werd het desbetreffende voorstel met algemene
stemmen aangenomen.
Zonder enige discussie werd vervolgens het Hoofdbestuur
machtiging verleend namens de Nederlandsche Bioscoop-
Bond een collectieve arbeidsovereenkomst voor het bios
coopbedrijf aan te gaan met de Algemene Bond Mercurius
en de Nederlandse Katholieke Bond van Hotel-, Café- en
Restaurant-geëmployeerden Sint Antonius.
Aangezien niemand van de rondvraag gebruik wenste te
maken kon de Bondsvoorzitter de vergadering om ruim
half vijf sluiten.
Het college van Burgemeester en Wethouders van
Arnhem heeft aan de Raad voorgesteld over te gaan tot een
verlaging van het algemene tarief van de vermakelijkheids-
belasting op bioscoopvoorstellingen van vijfentwintig tot
twintig procent. B. en W. wensen het verzoek van de plaat
selijke bioscoopexploitanten om voorstellingen met artikel
1-films lager te gaan belasten en de belasting voor voor
stellingen met Nederlandse films af te schaffen niet in te
willigen.
Op het ogenblik geldt voor voorstellingen met artikel
1-films in Arnhem een uitzonderingstarief van twintig
procent.
De verlaging van de vermakelijkheidsbelasting op bio
scoopvoorstellingen in de gemeente Beek (L), waartoe bij
raadsbesluit van 29 november was besloten, is na de Konink
lijke goedkeuring van het desbetreffende raadsbesluit op
1 april j.1. van kracht geworden. De vermakelijkheidsbelas
ting is in Beek nu verlaagd van vijfentwintig tot vijftien
procent. Films als bedoeld in artikel 1, lid 2 onder 2e van
de Bioscoopwet zijn, evenals dat vroeger het geval was, van
vermakelijkheidsbelasting vrijgesteld.
De Raad van de gemeente Deventer heeft in zijn verga
dering van 22 april met tweeëntwintig tegen zes stemmen
zijn goedkeuring gehecht aan een voorstel van het college
van Burgemeester en Wethouders om afwijzend te beschik
ken op een verzoek van de plaatselijke bioscoopexploitanten
tot afschaffing of verlaging van de vermakelijkheidsbelas
ting op bioscoopvoorstellingen.
Het verzoekschrift van de bioscoopexploitanten kreeg
slechts de steun van een deel van de liberale fractie, van
een deel van de fractie van de K.V.P. en van de fractie van
de C.P.N. Van deze zijden werd erop gewezen, dat de
bioscopen door de heffing van de vermakelijkheidsbelasting
niet op gelijke voet staan met andere bedrijven en dat
daarom een vergelijking met andere bedrijven niet opgaat.
Men vond het onjuist, dat de verlaging werd afgewezen,
omdat de financiële positie van de gemeente dat niet toe
laat. Indien een groep mensen op niet redelijke wijze wordt
getroffen dan blijft dat niet redelijk, ook als de gemeente
niet rond kan komen. Het verzoek van de exploitanten
betekent niet, dat de gemeente de helpende hand moet
bieden, maar slechts, dat men minder met de nemende
hand gaat nemen.
De overgrote meerderheid van de sprekers sloot zich
echter aan bij het standpunt van het college van Burge
meester en Wethouders, dat het niet op de weg van de
gemeente ligt om het bioscoopbedrijf in zijn moeilijkheden
te helpen en dat de financiële positie van de gemeente
geen mogelijkheden laat voor een verlaging van de verma
kelijkheidsbelasting.
Wel zegde de wethouder van Financiën, de heer Hölsel,
toe, voor 1964 een verlaging van de vermakelijkheidsbelas
ting in overweging te willen nemen. Hij voegde daaraan
echter toe, dat hij de situatie voor 1964 nu nog niet kon
overzien.
44