De collectieve arbeidsovereenkomst
„Europees" filmscenario
Nu de ledenvergadering van 29 april het Hoofdbestuur
tot het aangaan van een collectieve arbeidsovereenkomst ge
machtigd heeft, gaat de ontwikkeling der sociale aangelegen
heden in het bioscoopbedrijf een geheel nieuwe gestalte
aannemen. Er is alle reden daarbij een ogenblik stil te staan
en ons te realiseren hoe deze ontwikkeling zich heeft vol
trokken.
Er zij aan herinnerd, dat er vóór 1940 op sociaal gebied
in het bioscoopbedrijf geen enkele regeling bestond. Na
1945 was het Hoofdbestuur echter de mening toegedaan,
dat de standing van onze bedrijfsorganisatie de verplichting
meebracht om ook op het gebied van de arbeidsvoorwaarden
orde en regel te scheppen.
Het Hoofdbestuur heeft daartoe contact gezocht zowel
met een neutrale organisatie van bioscooppersoneel, de
P.F.T., als met de katholieke organisatie, de Bond Sint
Antonius voor het Horecapersoneel, waaraan verbonden
werd een Sectie Film-, bioscoop- en theaterpersoneel. Ver
der stelde het Hoofdbestuur in een looncommissie, die het
gehele vraagstuk van de arbeisvoorwaarden grondig bestu
deerde en waarin zitting hadden de heren J. J. Abeln, M.
Desmet, W. K. G. van Royen, R. Uges en C. van Willigen.
Er volgden hierna moeilijke onderhandelingen met de
P.F.T. en de Bond Sint Antonius, maar onze delegatie, be
staande uit de heren W. K. G. van Royen, R. Uges en
H. W. Hagenberg, slaagde er tenslotte in volledige overeen
stemming te bereiken, ook bij de moeilijke onderhandelingen
met de Stichting van de Arbeid en het College van Rijks-
bemiddelaars.
Daaruit is voortgevloeid een voorstel van het Hoofd
bestuur betreffende de regeling van de arbeidstijden, de
lonen, overwerk, rustdagen en vacantie van het bioscoop
personeel, welk voorstel door de ledenvergadering van 11
november 1949 werd goedgekeurd.
Daarop gebaseerd was de beschikking van het College
van Rijksbemiddelaars van 23 januari 1950, waarbij de
eerste regeling van lonen en arbeidsvoorwaarden in het
bioscoopbedrijf werd afgekondigd.
Er is sedertdien wel het een en ander veranderd in de
lonen en andere voorwaarden. In de eerste loonregeling is
bijvoorbeeld bepaald, dat het loon van een eerste operateur
belast met de leiding in de cabine, dat is dus de best betaalde
werknemer, 65,per week bedroeg onder de gunstigste
omstandigheden, dat wil zeggen in de beste theaters en in
de hoogste gemeenteklasse. Volgens het voorstel dat thans
aan de orde is, zal dat loon voor dezelfde werknemer be
dragen 108,verhoogd met een diplomatoeslag van
12,dat is in totaal 120,Dat betekent dus bijna
een verdubbeling in een periode van dertien jaar.
Als uitvloeisel van de Loonregeling heeft het Hoofd
bestuur tezamen met de werknemersorganisatiee ingesteld
de Sociale Commissie voor het Bioscoopbedrijf, die fungeert
als orgaan voor contact en overleg op sociaal gebied.
Uit dit overleg zijn in de loop der jaren niet minder dan
zes wijzigingen van de Loonregeling voortgevloeid.
Het College van Rijksbemiddelaars heeft daaraan binnen
de grenzen van de mogelijkheden meegewerkt, maar het
heeft tenslotte te verstaan gegeven, dat niet langer bereid
was wijzigingen van de Loonregelingen af te kondigen, maar
dat de organisaties van werkgevers en werknemers zouden
moeten overgaan tot het afsluiten van een collectieve ar
beidsovereenkomst.
Van de zijde van onze organisatie was dat alleen mogelijk
door een wijziging van de Statuten, waarbij de doelstelling
van de Bond werd uitgebreid tot de bevordering en de be
hartiging van de bedrijfsbelangen van de leden, ook voor
zover die liggen op sociaal gebied, terwijl ook onder de
middelen om dit doel te bereiken werd opgenomen de
mogelijkheid van het aangaan van bindende collectieve
arbeidsovereenkomsten. Deze Statutenwijziging is bij besluit
van de ledenvergadering van 24 april 1961 tot stand
gekomen.
In de veertien jaar dat de arbeidsvoorwaarden in het
bioscoopbedrijf van kracht zijn geweest, is er een goede
verstandhouding ontstaan tussen onze organisatie en de
beide werknemersorganisaties, namelijk de Algemene Bond
Mercurius, waarin de P.F.T. destijds is opgegaan, en de
Katholieke Bond Sint Antonius.
In tegenstelling tot wat er in verschillende andere be
drijven zich heeft voorgedaan, heeft er al die tijd in ons
bedrijf arbeidsvrede geheerst en is het steeds mogelijk ge
bleken alle moeilijkheden en tegenstellingen, die er nu
eenmaal van nature tussen werkgevers en werknemers be
staan, op een behoorlijke wijze op te lossen. Voor een
belangrijk gedeelte is dat te danken aan het beleid van
onze leden in de Sociale Commissie, de heren W. K. G.
van Royen, voorzitter, W. F. Dubbeldeman, C. van Liere,
E. J. Weier, leden en H. W. Hagenberg, secretaris.
De collectieve arbeidsovereenkomst, zoals de Sociale
Commissie die heeft voorbereid en waarover dus met de
werknemersorganisaties overeenstemming is bereikt, is de
bekroning van hun streven om goede en gezonde verhou
dingen tussen werkgevers en werknemers in het bioscoop
bedrijf tot stand te brengen.
In de collectieve arbeidsovereenkomst treft men twee
nieuwe elementen aan, die bijzondere aandacht verdienen.
In de eerste plaats wordt gebroken met het systeem van de
theaterklassen. Het wordt vervangen door een systeem van
maximum en minimum lonen, waarmede een grote soepel
heid betracht kan worden. Het tweede nieuwe element is de
invoering van verplichte arbitrage voor geschillen tussen
werkgevers en werknemers uit of naar aanleiding van de
collectieve arbeidsovereenkomst. Wij behoeven de leden
van de Nederlandsche Bioscoop-Bond van het nut van
arbitrage niet te overtuigen. Wij allen weten uit een ervaring
van 45 jaar, dat de oplossing van geschillen door middel
van arbitrage degelijk, goedkoop en snel geschiedt. Het is
dus logisch, dat wij deze weg ook willen volgen bij de
beslechting van geschillen tussen werkgevers en werknemers.
De collectieve arbeidsovereenkomst zal thans ter goed
keuring aan de Stichting van de Arbeid worden voorgelegd.
De Voorlichtingsdienst van de Europese Gemeen
schap vraagt scenarioschrijvers mee te doen aan een
prijsvraag voor een „Europese" film een documen
taire van twintig tot veertig minuten of een animation-
film van vijftien tot twintig minuten. De eerste prijs
is 80.000 Belgische franken (5.556 gulden), de tweede
prijs 50.000 Belgische franken (3.472 gulden). Het
reglement van deze scenarioprijsvraag wordt op aan
vraag toegestuurd door de Voorlichtingsdienst van de
Europese Gemeenschappen, Mauritskade 39 te
's-Gravenhage.
39